Onderzoek

Aanpassen aan de maatschappij

Tekst Bram Eidhof
Gepubliceerd op 14-01-2015 Gewijzigd op 04-11-2016
Bram Eidhof promoveert op onderzoek naar burgerschap en taalontwikkeling bij jongeren. Hessel Nieuwelink doet onderzoek naar de ontwikkeling van democratische gezindheid van Nederlandse jongeren. Samen publiceren ze een serie van drie artikelen over burgerschapseducatie. Deel 3: Burgerschapsvorming in het onderwijs, een vorm van bewuste socialisatie.

Burgerschapsvorming in het onderwijs: een vorm van bewuste socialisatie

De adolescentie is een formatieve periode voor maatschappelijke en politieke socialisatie. Dit proces zorgt ervoor dat je als individu bepaalde beelden en voorkeuren ontwikkelt, vaak zonder het door te hebben. Socialisatie zorgt ervoor dat individuen zich aan bestaande denkbeelden en groepen (zoals het werk, een vriendengroep, de maatschappij) aanpassen. Dat kan bewust of onbewust plaatsvinden, en gewenst of juist ongewenst zijn. Zo bekritiseerde columniste Asha ten Broeke in de Volkskrant de seksistische afbeelding van speelgoed in Bart Smit folders. Door meisjes met stofzuigers en jongens met sportartikelen af te beelden, zouden kinderen een ongewenst en beperkt beeld krijgen van het typische meisje en de typische jongen. Ook wanneer dit niet het doel van Bart Smit is geweest, kan dit wel het gevolg zijn.

In het onderwijs zijn de gevolgen van socialisatie ook merkbaar. Zo werd in een experimentele studie gevonden dat meisjes met dezelfde wiskundevaardigheid als jongens aanzienlijk slechter presteren op uitdagende wiskundetoetsen. Maar dit verschil verdwijnt wanneer ze voor het maken van de toets horen dat de seksen gelijk presteren op deze toets en geen verschillen in prestaties tussen jongens en meisjes laat zien (Spencer, Steele & Quinn, 1999). Blijkbaar hebben meisjes binnen of buiten de school het idee opgevat dat ze vanwege hun sekse over minder wiskundevaardigheid beschikken.
In het onderwijs is er de laatste jaren steeds meer bewustzijn over de eigen socialiserende rol en de invloed van andere sociale instituties. Nadat we eerst de invloed van andere socialiserende instituties behandelen, gaan we dieper in op hoe het onderwijs ook op een bewuste manier socialiseert; met burgerschapseducatie.

Het gezin en de media: invloedrijke socialiserende instituties?
De eerste en een van de meest krachtige socialiserende instituties is het gezin. Vooral op jongere leeftijd is deze van groot belang: leerlingen leren er basale normen en waarden. In een goed functionerend gezin doen ze bovendien ervaring op met het aangaan en oplossen van conflicten en leren ze samenwerken.
Onderzoek laat zien dat discussie met ouders over politieke en maatschappelijke vraagstukken de interesse van adolescenten positief beïnvloedt. Zelfs de politieke voorkeur en het toekomstig stemgedrag lijkt te worden beïnvloed door de politieke voorkeur van ouders, vooral wanneer ouders een sterke politieke voorkeur hebben (Jennings, Stoker, & Bowers, 2009). Het gezin kan bovendien – net als het verenigingsleven – een context zijn waarin adolescenten verantwoordelijkheid krijgen en zich democratisch kunnen ontwikkelen (Biesta, Lawy, & Kelly, 2009).

Over de invloed van de media is minder bekend. Sinds de tv meer zenders ontvangt, zijn er al zorgen dat adolescenten minder vaak toevallig worden blootgesteld aan politieke en maatschappelijke discussies omdat ze eerder kunnen wegzappen. Dit zou leiden tot een grotere ongelijkheid in politieke kennis tussen jongeren en volwassenen. Deze zorgen worden met de opkomst van het internet en sociale media weer geuit. Hoewel hier tot dusver geen eenduidig bewijs voor bestaat, lijkt een grotere blootstelling aan amusementsmedia wel negatief samen te hangen met maatschappelijke betrokkenheid (Moeller & de Vreese, 2013). De ongelijkheid in politieke kennis en stemgedrag naar opleidingsniveau is de afgelopen jaren echter wel toegenomen; vooral lageropgeleide jonge volwassenen zijn minder gaan stemmen (Abendschön, Schäfer, & Rossteutscher, 2014).

Burgerschapseducatie als bewuste socialisatie
De school heeft de centrale taak om voor deze verschillend gesocialiseerde leerlingen burgerschapsonderwijs te verzorgen, en daarmee jongeren kennis over politiek en democratie aan te leren. Dat deze socialiserende taak belangrijk is, blijkt uit het gegeven dat leerlingen met meer burgerschapskennis ook vaker aangeven te zullen gaan stemmen (Torney-Purta, Lehman, Oswald, & Schulz, 2001).
Welke socialiserende processen vinden plaats binnen de school? Ten eerste is, zoals vrijwel altijd in het onderwijs, de rol van de docent niet te onderschatten. Naast het initiëren en sturen van discussies, is de docent ook een rolmodel. Zweedse onderzoekers hebben hier een bijzondere, wederkerige relatie blootgelegd: wanneer de docent als rechtvaardig wordt gezien door leerlingen, ontwikkelen leerlingen meer vertrouwen in politieke instituties, en vice versa (Abdelzadeh, Zetterberg, & Ekman, 2014).

Leerlingen beïnvloeden elkaar ook: wanneer ze met elkaar over maatschappelijke vraagstukken spreken, worden ze doorgaans toleranter en zetten ze hun betrokkenheid vaker om in maatschappelijke actie (Ekström & Östamn, 2013). Meer algemeen kunnen we stellen dat onze politieke houdingen gebaseerd zijn op ervaringen in het dagelijkse leven (Gimpel, Lay & Schuknecht, 2003; Helwig & Turiel, 2002; Sapiro, 2004). De school kan deze benutten door leerlingen hierop te laten reflecteren (van Goethem, 2013).
Ten slotte blijft meest consistente en sterkste voorspeller van positieve burgerschapsuitkomsten een open klassenklimaat, waarin op een veilige manier verschillende perspectieven over controversiële maatschappelijke onderwerpen worden uitgewisseld.

Voorwaarden voor burgerschapsontwikkeling
Er is een aantal voorwaarden voor de ontwikkeling van burgerschapscompetenties. Taalniveau is er een van. Hoewel taal en rekenen in discussies over de prioriteiten van het onderwijs vaak tegenover brede vorming en burgerschap wordt gezet, hangt taalontwikkeling juist samen met de ontwikkeling van burgerschapscompetenties. Vermoedelijk stelt een hogere taalvaardigheid leerlingen in staat om zowel hun eigen positie duidelijk te maken als zich in de positie van de ander te verplaatsen. Dat zijn essentiële vaardigheden om samenwerking en conflictsituaties op een vreedzame manier tot een goed einde te brengen.

Om positief burgerschapsgedrag te zien, is er ten slotte meer nodig dan alleen competentie: dat gedrag is eerder te zien wanneer de schoolomgeving er de juiste voorwaarden voor schept. Door medezeggenschap er voor leerlingen toe te laten doen of relevante maatschappelijke stages aan te bieden, kunnen leerlingen ervaring opdoen en kan hun interesse in deze vraagstukken worden aangewakkerd. Een goede eerste stap is om leerlingen als volwaardige burgers te zien, ze mee te laten besluiten en verantwoordelijkheid te geven, ook binnen het onderwijs.

Dit is het derde deel in een serie over burgerschapseducatie. Lees ook deel 1 en 2 in deze serie: Werk gericht aan burgerschap en Aanpassen aan de maatschappij.

Tekst Hessel Nieuwelink en Bram Eidhof. Eidhof is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en doet onder andere onderzoek naar burgerschap in relatie tot taalontwikkeling van leerlingen en de cognitieve samenstelling van de klas. Hessel Nieuwelink werkt als promovendus en docent bij het lectoraat Didactiek van de maatschappijvakken van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam en is verbonden aan het Amsterdam Centre for Inequality Studies (AMCIS) van de Universiteit van Amsterdam. Hij doet onderzoek naar de ontwikkeling van democratische gezindheid van Nederlandse jongeren.

Gepubliceerd op 14 januari 2015.

Referenties

Abdelzadeh, A., Zetterberg, P., & Ekman, J. (2014). Procedural fairness and political trust among young people: evidence from a panel study on Swedish high school students. Acta Politica. Vroegtijdige online publicatie. doi:10.1057/ap.2014.22

Biesta, G. Lawy, R. & Kelly, N. (2009). Understanding young people's citizenship learning in everyday life: the role of contexts, relationships and dispositions. Education, Citizenship and Social Justice, 4 (5), 5-24.

Ekström, M., Östman, J. (2013). Family talk, peer talk, and young people's civic orientation. European Journal of Communication, 28 (3), 294-308.

Gimpel, J.S., Lay, J.C., & Schuknecht, J.E. (2003). Cultivating Democracy. Civic Environments and Political Socialization in America. Washington D.C.: Brookings.

Helwig, C.C., & Turiel, E. (2002). Rights, autonomy, and democracy: Children's perspectives. International Journal of Law and Psychiatry, 25 (3), 253-270.

Jennings, M.K., Stoker, L., & Bowers, J. (2009). Politics Across Generations: Family Transmission Reexamined. Journal of Politics, 71, 782-99.

Moeller, J., de Vreese, C. (2013). The differential role of the media as an agent of political socialization in Europe. European Journal of Communication, 28(3), 309-325.

Sapiro, V. (2004). Not Your Parents' Political Socialization. Introduction for a New Generation. Annual Review of Political Science, 7, 1-23.

Abendschön, S., Schäfer, A., Rossteutscher, S. (2014). Young people's political participation in Europe – the rise of political inequality? Conference paper presented at the Youth, Politics and Society conference, Leuven University.

Spencer, S., Steele, C., & Quinn, D. (1999). Stereotype Threat and Women's Math performance. Journal of Experimental Social Psychology, 35, 4-28.

Torney-Purta, J., Lehmann, R., Oswald, H., & Schulz, W. (2001). Citizenship and education in twenty-eight countries: Civic knowledge and engagement at age fourteen. IEA Secretariat, Amsterdam, The Netherlands.

Goethem, Anne van (2013). Me, Myself, and,...My Community. Antecedents, Processes, and Effects of Adolescent Volunteering. Academisch proefschrift, Universiteit Utrecht.

Bronvermelding

1 Werk gericht aan burgerschap
2 Aanpassen aan de maatschappij

Verder lezen

1 Werk gericht aan burgerschap
2 Welwillend maar onwetend?
3 Vier adviezen voor effectief burgerschapsonderwijs

Click here to revoke the Cookie consent