Interview

'Scholen zijn collectief verslaafd aan de overheid'

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 17-06-2014 Gewijzigd op 20-10-2016
Beeld Evelyne Jacq / Hollandse Hoogte
In het rapport Tijd voor onderwijs leverde de commissie-Dijsselbloem stevige kritiek op het handelen van de overheid. Hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen blikt terug.

Hoe kijkt u terug op 'Dijsselbloem'?
'Ik vond dat een heel slecht rapport. Die scheiding tussen het wat en het hoe – de overheid bepaalt het wat, de scholen het hoe – is een schending van de grondwet, want in strijd met de onderwijsvrijheid. Het is een ongewenste politisering van het onderwijs.
Ook is de notie "evidence-based" waar Dijsselbloem op hamerde, methodologisch zeer problematisch. Een experimentele setting is mogelijk bij onderzoek naar het heelal of de natuur, maar niet bij onderwijs, waar je nooit alle variabelen kunt controleren. Er is inmiddels een hele industrie gebouwd waarin wordt "uitgerekend" welke interventies werken en welke niet. Ze hanteren daarbij een buitengewoon primitieve opvatting over causaliteit. Helaas klinkt dit type denken politiek aantrekkelijk. Daar gaat het onderwijs nog veel last van krijgen.
Wat me verder zeer stoort, is dat de overheidsblik op het onderwijs altijd een vwo-blik is. Bij een geweldige leraar denkt Ons Soort Mensen aan een leraar naar wie leerlingen ademloos luisteren, iemand die prachtige verhalen kan vertellen. Vooral in het beroepsonderwijs hebben leraren ook andere competenties nodig. Eigenlijk komt geen van mijn bezwaren uit de lucht vallen. Er zijn nog steeds rare ideeën dat Den Haag onderwijsinhouden bepaalt, nog steeds is er verwaarlozing van het beroepsonderwijs en evidence-based-denken rukt alleen maar verder op.'

Dijsselbloem uitte kritiek op de onbezonnen invoer van het vmbo en de tweede fase. Vindt u die ook onzin?
'De kritiek op die grote operaties deel ik volledig. Dat is de paradox in de discussie die volgde op Dijsselbloem: de overheid moet meer op afstand, maar dat vergt wel stevig optreden van diezelfde overheid. De verworvenheden van Dijsselbloem zouden moeten zijn dat scholen meer autonomie krijgen. Maar ondertussen zet de overheid zwaar in op taal en rekenen. Ook hanteert ze een nogal eenzijdig kwaliteitsbegrip: scoren op Cito-toetsen.
Die houding van de overheid is overigens niet uniek voor het onderwijsbeleid, maar geldt voor meer beleidsterreinen: u bent autonoom als u maar doet wat wij zeggen.'

Wat ziet u dan als ideale rol voor de overheid?
'De klassieke sturende overheid moet plaatsmaken voor een overheid met een sterke rechtsstatelijke rol. Daarbij beschermt de overheid de machtspositie van burgers. Ze zorgt voor goede financiële voorwaarden, voor checks and balances en afspraken over de minimumkwaliteit van een school.
Onze samenleving is divers, met verschillende lifestyles, ideologieën en levensbeschouwingen. Vrijheid van onderwijs is ooit bedacht opdat burgers al naar gelang hun overtuiging zelf richting kunnen geven aan onderwijs. Ik vind dat je onderwijsvrijheid moet radicaliseren: maak al het onderwijs bijzonder. Burgers als eigenaar van hun eigen onderwijs sluit ook aan bij de participatiesamenleving. Actueler kan het niet.'

Wat u betreft bepalen scholen dus zelf wat ze onderwijzen?
'Ja, in samenspraak met ouderverenigingen en schoolbesturen. In andere sociale domeinen is een enorme opmars van coöperaties. Dat zou voor het onderwijs ook een interessant model zijn; coöperaties van ouders, leraren en schoolbesturen. En ja, dan heb je in Maastricht ander onderwijs dan in Groningen, maar Maastricht is ook anders dan Groningen. En natuurlijk leren ze echt wel overal Nederlands en rekenen.'

Maar daarmee creëer je toch ongelijkheid voor kinderen?
'Die is er nu ook. Als er één onderwijsstelsel ter wereld is dat ongelijkheid schept, dan wel het Nederlandse. Bijvoorbeeld met die vroege voorsortering op twaalfjarige leeftijd. Verder zie je dat steeds meer ouders die het kunnen betalen hun eigen voorzieningen inkopen. Als dat geen ongelijkheid creëert! We moeten opnieuw nadenken hoe we samenwerking en solidariteit kunnen realiseren. Maar verschillen tussen scholen zijn helemaal niet erg.'

Dus wat u betreft komt er geen, zoals onlangs in Didactief bepleit is, debat over een nationaal curriculum?
'Hou toch op. Zijn we gek geworden? Dat soort centralistisch, stalinistisch onderwijs willen we niet. Dat is een miskenning van de professionele identiteit van scholen en leraren. Van wie is het onderwijs? Van de staat of van de burgers? Dat is een heel fundamentele vraag. Natuurlijk kan de overheid een kerncurriculum vaststellen. Maar het simpelste argument daartegen is: vinden alle mensen dat nog steeds een goed idee als straks de PVV 51% van de stemmen krijgt?'

Volgens Dijsselbloem moest de leraar meer autonomie krijgen. Is dat gelukt?
'Ik vind ook dat dat moet, maar dan wel de leraar in een bredere context: het team, de leeromgeving. Net zoals in de zorg betekent goed onderwijs teamwerk. Dat kan het onderwijs nog wel meer gebruiken. Maar de leraar is zeker cruciaal. Wat zou helpen, is als leraren echt eigenaar van het onderwijsleerproces worden en de methodedruk van zich afwerpen. Bij scholen zie ik een grote verslaafdheid aan overheidsbeleid en aan methodes.'

Dat vraagt wel om goede bagage van leraren.
'Zeker. Ze moeten goed opgeleid worden. En er zijn goede onderwijsbestuurders nodig. Je hebt weinig aan de romantisch-nostalgische ideeën van Beter Onderwijs Nederland. De leraar met prachtige verhalen is maar één vorm van onderwijs. In het beroepsonderwijs vraagt voorbereiding op een beroepspraktijk bijvoorbeeld om heel intensieve relaties met het bedrijfsleven.'

Het veld zit met smart te wachten op een masterplan voor het mbo.
'Dat is weer die paradoxale relatie met de overheid. De bedenker van de vermaledijde onderwijshervormingen moet nu een blauwdruk maken om orde op zaken te stellen. Maar het is tamelijk naïef te verwachten dat de overheid dat zal doen om haar eigen invloed te verkleinen. Wie verandering én vergroting van autonomie wil, moet dat vooral zelf doen. Het is nodig, ook in het onderwijs, dat we afkicken van een collectieve overheidsverslaving. Maak je eigen onderwijs, verklaar je tot eigenaar en vergroot de afstand tot de overheid.'

Jaja, denken onze lezers nu, die meneer Frissen heeft makkelijk praten, maar wij worden afgerekend door de inspectie.
'Kom dan eens in opstand! Waar is het grote verzet tegen de verplichting van een centrale eindtoets? Het zou toch raar zijn als wij de overheid laten bepalen wat in hoogwaardige medische zorg de standaarden zijn. Dat laten we aan de professionals over. Maar waarom accepteren we het in het onderwijs dan wel? Scholen moeten ophouden zichzelf als slachtoffer te zien van overheidsbeleid. Kom uit die koker en doe het zelf. En ja, ook voor geld ben je niet louter afhankelijk van de overheid. Het is niet verboden zelf financiering te zoeken. Sommige schoolbesturen doen dat ook al.'

U hebt onlangs subsidie van NRO gekregen voor onderzoek naar 'het ongemak van autonomie' bij schoolbesturen. Wat gaat u precies doen?
'Ik ga onderzoeken wat er op het niveau van schoolorganisaties nodig is om die autonomie beter te krijgen. We hopen te kunnen ontsnappen aan de vicieuze cirkel van veel beleidsgericht onderzoek: de overheid maakt beleid, geeft vervolgens geld om dat beleid te evalueren, en de conclusie is dan dat het beleid niet helemaal gelukt is en er dus nieuw beleid nodig is. Zelden is de vraag of het beleid wel de goede doelstellingen of ambities heeft. Kritische reflectie ontbreekt. Het overheidsbeleid wordt als een gegeven beschouwd. Ik hoop een kritischer geluid te laten horen.'

Paul Frissen is hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Over de (nieuwe) rol van de overheid en de samenleving publiceerde hij onder meer De staat van verschil (2007) en De fatale staat (2013). Met NRO-subsidie startte hij begin dit jaar het onderzoek Ongemak van autonomie: sturen van onderwijskwaliteit in het primair onderwijs.

Click here to revoke the Cookie consent