Recensies

Mavoklanten

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 26-01-2023 Gewijzigd op 17-08-2023
Op 13 januari verscheen Mavoklanten van Peter de Brock en Jim Jansen, met 21 interviews met succesvolle mavo-alumni, onder wie Dennis Wiersma, Youp van ‘t Hek, Liesbeth Woertman en Dieuwertje Blok. ‘De mavo was emancipatorisch van belang,’ zegt Sjoerd Karsten, emeritus hoogleraar onderwijsbeleid, in het inleidende hoofdstuk dat we hier publiceren.

                                                            De geschiedenis van de mavo

De Mammoetwet was een ongekende onderwijskundige hervorming. Maar vooral ook een administratieve hervorming, benadrukt Karsten. ‘Al die oude schoolvormen hadden hun eigen regels, normeringen en administraties, daar wilde de regering in 1968 heel begrijpelijk vanaf.’ De mavo was slechts een onderdeel van die enorme omslag in het onderwijsveld. ‘Het heette niet voor niks “Mammoetwet”,’ grapt hij. Maar er speelde meer, de muloverenigingen hadden al eerder aan de bel getrokken omdat ze een statusverhoging wilden. ‘De mulo viel nog onder de Lager Onderwijswet van 1920. Het heette eigenlijk ulo (uitgebreid lager onderwijs), met twee- tot vierjarige opleidingen, maar werd in de praktijk de mulo (meer uitgebreid lager onderwijs) genoemd. Rond 1950 ging een derde van de lagereschoolleerlingen nog naar de mulo, aanvankelijk intern verbonden aan en gehuisvest in dezelfde school. Pas later kregen de mulo’s eigen schoolgebouwen.’ De door de mulo verlangde statusverhogende aspecten, zoals het niet langer onder het lager onderwijs vallen en het aanbieden van louter vierjarige opleidingen, werden pas geconcretiseerd met de invoering van de mavo (middelbaar algemeen voortgezet onderwijs) als onderdeel van de Mammoetwet.
 

Verheffingsgedachte

‘Je zou kunnen zeggen dat de mavo gewoon een voortzetting is van de mulo. Ook wat betreft de verheffingsgedachte. Dat zat al ingebakken in de mulo, waar de kinderen uit de middenklasse en slimme arbeiderskinderen op zaten,’ zegt Karsten. Er was buiten de ambachtsschool een enorm gat tussen de lagere school en de hogereburgerschool (hbs), in 1863 ingevoerd voor het opleiden van jongelui uit de betere klassen voor hogere functies in handel en industrie. ‘Een groot deel van de kinderen ging dus naar de mulo, wat best een stevige opleiding was met een groot aantal vakken. De mulo en ook de mavo stonden symbool voor de Nederlandse droom dat iedereen best hogerop kon komen in de maatschappij. Voor het idee dat ook kinderen uit het arbeidersmilieu van een dubbeltje een kwartje konden worden.’
 

Vmbo-theoretische leerweg

De mavo bood leerlingen ook een eerste stapje op weg naar hogerop. In 1980 stroomde 80 procent van de mavoleerlingen door naar een hogere opleiding. In 1989 betrof het aantal ‘stapelaars’ zelfs 98 procent. Succesvolle stapelaars wisten via de havo en het vwo zelfs door te stromen naar de universiteit. Het zorgde voor de democratisering van de academische wereld. En ondanks de emancipatorische rol moest de mavo in 1999 opgaan in het voorbereidend middelbaar onderwijs, als vmbo-theoretische leerweg, vmbo-tl. ‘De grootste onderwijsmiskleun in lange jaren,’ stelt Karsten. ‘Het lager beroepsonderwijs werd steeds minder populair. De hoop was dat het onderbrengen van de mavo in het vmbo zou zorgen voor meer aanwas van leerlingen. Het tegendeel gebeurde. Met desastreuze gevolgen voor de mavo, die werd meegezogen in het negatieve imago van het beroepsgerichte vmbo.’

‘Mavo werd vmbo-tl:
grootste miskleun’

Een ander idee dat in zijn tegendeel uitpakte, was volgens Karsten het onderbrengen van de mavo, of vmbo-tl, in grote scholengemeenschappen. Rond de eeuwwisseling was het adagium: hoe groter de scholen, hoe efficiënter en goedkoper de organisatie. ‘Maar wat gebeurde er? Die scholengemeenschappen wilden zo snel mogelijk van het vmbo in eigen huis af, want dat was slecht voor het imago. Ouders van kinderen met een havo- of vwo-advies stuurden hun kinderen liever naar een school zonder vmbo-afdeling. Tegelijkertijd zie je dat kleine zelfstandige mavo’s nu populairder zijn dan ooit.’
 

Stapelen

Onderwijsminister Jo Ritzen stoorde zich ook aan het prijskaartje dat aan ‘stapelen’ hing. De PvdA-bewindsman streefde meer economische doelmatigheid na. ‘Er werden allerlei commissies opgezet. Met als uitkomst dat leerlingen in het middelbaar onderwijs na een soort basisvorming moesten gaan doorstromen naar beroepskolommen. Vmbo-leerlingen zouden voor voldoende aanwas zorgen om de terugloop van het mbo tegen te gaan, die van de havo voor een stabiele studentenpopulatie van de hogescholen. En het vwo werd de poort tot de universiteit.

‘Ritzen stoorde zich
aan prijs stapelen’

Stapelen bleef nog wel mogelijk, maar werd er niet makkelijker op gemaakt. De basisvorming in de eerste twee jaar bleek ook voor veel mavoleerlingen te zwaar, en voor de havo en het vwo weer te makkelijk. En leerlingen met slechts een mavo- of vmbo-diploma hadden nog geen startkwalificatie.’
 

Segregatie

De gedachte van ‘onderwijs, onderwijs, onderwijs’ veroorzaakt volgens Sjoerd Karsten een enorme prestatiedruk. De kenniseconomie is heilig verklaard, mede door de Europees opgelegde norm van een zo hoog mogelijk percentage hoogopgeleiden. Waarom wil iedereen van het hbo door naar de universiteit? En waarom richten universiteiten op hun beurt ‘University Colleges’ op? En waarom gaat onze kroonprinses opeens zo’n maffe universitaire studie volgen als Politics, Psychology, Law and Economics? ‘Heel veel ouders zijn afhankelijk geworden van hun culturele kapitaal, dat ze inzetten om hun kinderen op dezelfde positie als die van henzelf te houden. Het zijn de hoogopgeleide ouders die bij een mavoadvies verhaal gaan halen bij de directeur van de basisschool. Of als ze al eerder de bui zien hangen, vroeg in het schooltraject bijlessen of Cito-trainingen voor hun kinderen gaan inkopen.’
 

Kernvakken

Kinderen uit kansarme milieus krijgen vaak nog steeds een lager schooladvies dan klasgenoten met dezelfde schoolresultaten. De poortwachtersfunctie van leraren op de basisschool, hoe zij de talenten van kinderen inschatten, werkt systematisch in het nadeel van kinderen van lageropgeleide ouders met bijvoorbeeld een migrantenachtergrond. Om ongelijkheid tegen te gaan, pleiten sommige critici te stoppen met ‘frivole onzinvakken’ en te focussen op kernvakken als rekenen, lezen en schrijven. ‘Dat is een oude discussie die met name in de sociaaldemocratie leefde,’ benadrukt Sjoerd Karsten met een zucht. ‘Arbeiderskinderen zouden niet gebaat zijn bij creatieve vakken (afgedaan als vingerverven en dergelijke). Aan de andere kant geldt dat “back to basics” voor een andere groep kinderen weer veel te makkelijk is, omdat er bijvoorbeeld thuis al veel gelezen wordt. Zodra gelijkheidsstreven leidt tot gelijkvormigheid, gaat het meestal mis. Kijk maar naar dat mislukte idee van de basisvorming.’

 

Dit artikel verscheen in Didactief, januari/februari 2023.

Click here to revoke the Cookie consent