Interview

Blijf aanwezig op afstand

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 12-05-2020 Gewijzigd op 15-12-2020
Als hoogleraar Technology-Enhanced Collaborative Learning aan de Open Universiteit is Karel Kreijns onder de indruk van de energie die de coronacrisis losmaakt bij leraren. Maar hij benadrukt ook: maak gebruik van wat er al is voor online onderwijs en laat leerlingen merken dat je er persoonlijk voor ze bent.

De Open Universiteit (OU) is de moeder van het afstandsonderwijs. U kijkt vast met plezier naar wat er de laatste weken gebeurt in Nederland?
‘De OU geeft inderdaad per definitie afstandsonderwijs en heeft veel ervaring met online onderwijs en e-learning, maar de situatie is nu zo anders dat je niet te snel parallellen moet willen trekken. Ik ben net als iedereen verrast door wat ons is overkomen. Het grote verschil is dat de OU en hun studenten vrijwillig de uitdaging van afstandsonderwijs zijn aangegaan en er al veel ervaring mee hebben, terwijl het basis- en voortgezet onderwijs er momenteel gedwongen mee geconfronteerd worden. Dat zorgt voor heel veel stress in Nederland, bij leraren maar ook bij ouders.’

Wat is de belangrijkste les die de OU leraren kan geven?
‘Dat online lesgeven een heel ander verhaal is dan regulier lesgeven en dat je best de tijd mag nemen om daaraan te wennen. Je bent er niet als je met een virtuele klas de gewone klassituatie nabootst. Online onderwijs vereist een andere opzet, al was het maar vanwege de presentatie van het lesmateriaal. Beeldschermen zijn andere dragers dan papier. En het echte van face-to-facecontact ontbreekt. Als leraar wil je natuurlijk zo veel mogelijk contact met je leerlingen, je wilt ze dichter bij je onderwijs betrekken. En online is dat lastig, weten we uit onderzoek. Maar onderzoek laat ook voordelen zien. Bijvoorbeeld het egaliserend effect: leerlingen die normaliter wat stil zijn en zich laten wegdrukken, treden nu soms wat makkelijker naar voren om hun antwoorden te formuleren. Kortom, wees je ervan bewust dat je in deze nieuwe situatie niet op de oude manier kan werken, dat gaat op termijn veel stress schelen.’

Nederlandse leraren zijn massaal online gaan lesgeven. Dat moet u toch deugd doen?
‘Uiteraard, maar het moet wel goed en veilig gebeuren. Op dit moment wordt YouTube gebombardeerd door leraren die allemaal hun eigen instructiefilmpjes maken, over de stelling van Pythagoras, elektriciteit of noem maar op. Ze hebben goed begrepen dat e-learning meer is dan een pdf maken van het boek. Enerzijds verkleinen die filmpjes de psychologische afstand tussen leraar en leerlingen: je hebt het geruststellende gevoel dat je toch weer even in beeld bent bij je klas. Maar het kost ontzettend veel tijd en vaardigheden om ze te maken. Andere leraren surfen zich suf op internet op zoek naar materialen. Ze gaan massaal op zoek naar de gouden graal, maar ze weten niet altijd welke zoekvragen ze moeten stellen en krijgen als resultaat van alles voorgeschoteld, goed en slecht. Dat is niet nodig. Er zijn sites die gespecialiseerd zijn in online materialen, waar al een kwaliteitsslag overheen is gegaan en die je aaneen kunt rijgen tot leerlijnen. Het scheelt stress om het wiel niet zelf te hoeven uitvinden maar die sites te gebruiken, bijvoorbeeld Wikiwijs. Ook de OU geeft tips over online onderwijs, zie ou.nl/ddguide.’

Een hobbel in het digitale contact is volgens u de zogenoemde transactionele afstand. Wat bedoelt u daarmee?
‘De Amerikaanse onderzoeker Michael Moore ontdekte dat studenten niet alleen een geografische afstand ervaren bij afstandsonderwijs, maar ook een psychologische. Omdat ze directe communicatie ontberen, weten ze nauwelijks wie hun leraren en medeleerlingen zijn. Geïsoleerd op hun kamertje lopen ze veel meer risico op schooluitval.’

Maar po- en vo-leerlingen weten toch best wie hun leraren zijn, al zitten die nu achter een beeldscherm?
‘Zeker, maar ook leraren hebben last van Moore’s transactionele afstand. Als je gewend bent dertig leerlingen in je klas te hebben, voelt het alsof alles uit je handen glipt als je alleen nog maar online kunt lesgeven. Het traditionele klassenmanagement bestaat niet meer, je hebt geen overzicht en geen controle. Veel leraren gaan dan de klassensituatie “imiteren”, door bijvoorbeeld te videobellen of te zoomen. Ze gaan keihard aan de slag met technologie; als ze hun leerlingen weer “in beeld” hebben, voelt het alsof ze de klas een beetje “gerepareerd” hebben. Maar soms gaan ze daarin voorbij aan privacy-issues, en in werkelijkheid houden ze bovendien zichzelf voor de gek, want je kan op afstand nog steeds niet zien of kinderen en jongeren lekker in hun vel zitten. Voor hen is met name het sociaal-emotionele aspect belangrijk. Ze moeten het gevoel hebben: mijn leraar is er voor mij persoonlijk. Het helpt als je jouw aanwezigheid op afstand laat blijken, leerlingen ervaren dat als social presence. Bijvoorbeeld door een profielpagina te maken op de schoolwebsite waarop je dingen die je interesseren neerzet: zo blijf je in beeld, ook als je leerlingen je niet direct zien. Ze moeten het idee krijgen dat je altijd wel ergens aanwezig bent op internet, en niet alleen tijdens die videoles.’

Hoe persoonlijk mag die social presence zijn?
‘Je hoeft niet zeven dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar te zijn, zoals je ook begrijpt en respecteert dat leerlingen niet ’s avonds om acht uur nog aanspreekbaar zijn op huiswerkopgaven. Je hoeft ook niet je hobby’s met leerlingen te delen. Onderscheid het professionele van het privéleven. Maar het is wel goed om regelmatig en redelijk snel te reageren op opmerkingen van leerlingen, af en toe iets te posten in de leeromgeving en socialemediakanalen van school. Zodat een leerling weet: mijn leraar is er gewoon, ik kan hem direct aanspreken of ik moet even wachten omdat hij met klasgenoten bezig is. Overigens onderken ik dat je als leraar voor leerlingen in benarde situaties een vertrouwenspersoon kan zijn, die ook buiten schooltijd bereikbaar is. Maar je hoopt dat natuurlijk heel beperkt te houden.’

Contact met leerlingen anders structureren is één ding, maar de gemiddelde leraar zal ook collega’s node missen. Hoe adviseert u hiermee om te gaan?
‘Zoals social presence belangrijk is voor leerlingen, is het dat ook voor collega’s, maar naar het belang van dat laatste is minder onderzoek gedaan. We weten wel dat de digitale koffieautomaat moeilijk te realiseren is. Sleutelwoorden zijn dan immers spontaan en toevallig, het gaat om kleine groepjes die onverwacht en kort bij elkaar zijn. De huidige digitale processen zijn vooral gericht op het tegenovergestelde: effectiviteit en efficiëntie staan voorop, optimaliseren zonder flauwekul. Je ziet in sommige teams ook een soort competitie ontstaan wie het beste digitaal werkt.’

En dat werkt stress voor anderen in de hand?
‘Precies. Het is goed om wat meer aandacht aan de sociale aspecten te besteden, bijvoorbeeld door te faciliteren dat collega’s elke week even online bij elkaar komen, zodat ze ook iets in de groep kunnen gooien en ervaringen kunnen uitwisselen. Een verplichting werkt niet, maar het kan wel helpen als de school het een beetje structureert. Besef dat ook hier online een aparte wereld is die je niet moet vergelijken met de face-to-facewereld. Ik noemde eerder al het egaliserend effect. Het belangrijkste is ruimte bieden voor informeel contact. WhatsApp zou ideaal zijn, maar het is helaas van Facebook, met alle privacy-issues van dien. Bedenk dat je deze apps, zoals ook Zoom, eigenlijk nooit op school moet gebruiken. Je deelt er namen van leerlingen en leraren terwijl de privacy niet is gegarandeerd. In de schoolcontext zijn deze apps niet veilig genoeg. Eigenlijk zou er dus een equivalent voor WhatsApp moeten zijn, laagdrempelig, met voldoende uitdrukkingsmogelijkheden voor professionele boodschappen. Of een virtuele ontmoetingsplek in de elektronische leeromgeving. Dat heb je echt nodig om de sociale binding in je team op langere termijn te handhaven.’

 

Voor het blok

Is een vriendschap met leerlingen op Facebook een goed voorbeeld van de social presence waar u over spreekt?
‘Nee, absoluut niet. Je blijft leraar, de professional die erop uit is leerlingen een stapje verder te brengen in hun ontwikkeling. Daar past Facebook niet bij.’

Houden we over vijf jaar alle teamvergaderingen op afstand?
Nee hoor. Er zijn bedrijven geweest die alles virtueel wilden doen, vijf dagen per week, maar zelfs zij zijn ervan teruggekomen. Uit onderzoek blijkt dat je, om goed te kunnen samenwerken, momenten nodig hebt dat je elkaar face to face ziet.’

 

Leestips van Karel Kreijns 
 

Gilly Salmon heeft een doordachte methode beschreven voor online begeleiding: E-tivities. The Key to Active Online Learning. (Taylor & Francis, 2002). Het is al wat ouder, maar waardevol. Ook E-moderating. The key to teaching and learning online (Routledge Falmer, 2000; second edition 2005) is handig. Salmon is de bedenker van Carpe Diem, een methodiek om met je team snel online leerprocessen te ontwerpen. Gratis bronnen en materialen deelt ze hier.

Iedere docent zou de site https://www.e-learning.nl/Nieuws/tabid/62/ID/23157/53-gratis-e-boeken-over-e-learning.aspx moeten kennen, die onder andere een lijst gratis e-learning boeken bevat. Een van mijn favorieten? De E-learning Survival Guide van Susan Smith Nash.

De site van de Open Universiteit over online onderwijs bevat heel veel nuttige tips en materialen.

Karel Kreijns hield begin dit jaar zijn oratie aan de Open Universiteit, met uitgebreide aandacht voor social presence en online leren. Lees hier zijn oratie.
 

Dit artikel verscheen in Didactief, mei 2020.

Click here to revoke the Cookie consent