Interview

Economische ongelijkheid: Wat moeten leerlingen weten over arm en rijk?

Tekst Carolien Drijfhout
Gepubliceerd op 15-12-2020 Gewijzigd op 15-12-2020
Beeld Shutterstock
Vanuit de kerndoelen moeten middelbare scholen aandacht besteden aan economische ongelijkheid. Een onderwerp waar je alle kanten mee op kunt. Wat geef je leerlingen mee? Eén onderwerp, vier deskundigen.

Kerndoel 46 voor het voortgezet onderwijs: ‘De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.’


DE ECONOMIEDOCENT

Johan van der Leeden I docent economie aan het Minkema college I Woerden I Lid van het sectiebestuur vmbo van de Vecon (vereniging van leraren in de economische vakken)

‘Financiële zelfredzaamheid moet structureel in het curriculum’

                                                                                                      

‘Het is aan ons, scholen en docenten, om leerlingen mee te geven in wat voor wereld ze leven. Economische ongelijkheid is daarin een belangrijk en actueel onderwerp. Ik vind dat leerlingen zicht moeten krijgen op hoe de welvaart verdeeld is in de wereld, en hoe dat zo gekomen is. Maar ook hoe Nederland zich daartoe verhoudt. Als land geven we een bepaald percentage van het nationaal inkomen weg aan ontwikkelingslanden. Goed om bij stil te staan: waarom is dat? Zelf hebben we het mooiste belastingsysteem van de wereld: iemand die veel verdient, betaalt meer; iemand die te weinig inkomen heeft, krijgt er wat bij. Het is goed dat leerlingen beseffen hoe sociaal dit georganiseerd is. Maar tegelijk neemt ook in ons land de verdeeldheid toe, zeker in deze coronatijd. Dit jaar ben ik met leerlingen naar de voedselbank geweest; dan schrik je toch dat daar elke week 150 gezinnen binnenlopen.

Armoede is dichterbij dan je denkt. Ik wil leerlingen daar bewust van maken, hen een realistisch beeld geven van wat er leeft. Want sommigen hebben geen idee. In het verlengde hiervan moeten we op school ook aandacht hebben voor financiële vaardigheden, zeker nu al het betalingsverkeer digitaal plaatsvindt. Hoe houd je overzicht? Vanuit de Vecon zetten we ons samen met het Nibud en andere partijen in om financiële zelfredzaamheid structureel onderdeel te laten worden van het schoolcurriculum. Gek eigenlijk dat het dat nog niet is.’


 

DE GESCHIEDENISLERAAR

Lucelle Deneer-Comvalius I docent geschiedenis en maatschappijleer I Christelijk College Groevenbeek in Ermelo I leraar van het jaar 2019.

‘Ongelijkheid is de verantwoordelijkheid van ons allemaal’
                                                                                                                                                                                                                                                        
‘Toen ik op school zat, leerde ik dat je arm was als je in een ontwikkelingsland woonde. Maar toen mijn ouders op mijn zeventiende scheidden en mijn moeder de alimentatie weigerde, moesten we elk dubbeltje omdraaien. Met die ervaring in mijn achterhoofd wil ik leerlingen meegeven dat armoede geen ver-van-ons-bed-show is. In mijn lessen komt het thema uitgebreid terug. Bij geschiedenis gaat het vooral om kennisoverdracht: hoe is het feitelijk verdeeld in de wereld? Hoe is dat zo gegroeid, wat hebben bijvoorbeeld kolonisatie en globalisatie daarmee te maken? Bij maatschappijleer hebben we het meer over het hier en nu. Ik wil vooral doorgeven dat je economische positie niets te maken heeft met wie je bent of wat je kunt. En dat de ongelijkheid in de wereld de verantwoordelijkheid is van ons allemaal. Ik stimuleer kinderen daarom te kijken naar wat ze zelf kunnen doen om bij te dragen aan een eerlijker verdeling. Waar koop je bijvoorbeeld je kleding? Tijdens een project zijn we gaan praten met bedrijfsleiders van reguliere winkelketens én eerlijke kledingmerken. Het leidde tot waardevolle inzichten. Met Sinterklaas kwam één klas zelf op het idee om speelgoed dat ze niet meer gebruikten in te zamelen voor de voedselbank. Ze voelen zich zo gelukkig dat ze iets voor een ander kunnen betekenen. Dat raakt me. Want dit is niet gewoon lesstof, dit is het leven.’

 

DE WETENSCHAPPER

Ingrid Robeyns I hoogleraar ethiek en filosofie I Universiteit Utrecht I onderzoeker en schrijver van ‘Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is verantwoord?’

‘Extreme rijkdom is ook een probleem’

‘Elke samenleving heeft een bepaalde mate van ongelijkheid. Het lijkt me belangrijk dat leerlingen daar de feiten en achtergronden van kennen en ze die informatie ook kunnen duiden. Wanneer je het over arm en rijk hebt in het onderwijs, zijn er drie subdoelen van wezenlijk belang. Als eerste de feitelijke kennis: waar komt ongelijkheid vandaan, wat verklaart het? Als tweede: kritisch leren omgaan met statistieken. Uit de cijfers leer je bijvoorbeeld dat het aantal absoluut armen in de wereld sinds de voorbije eeuw enorm is afgenomen. Klinkt goed, maar kijk eens een stap verder. De maatstaf voor absolute armoede is door de Wereldbank vastgesteld op de koopkracht van 1,9 dollar per dag. Dat is extreem laag. Het lijkt me interessant om met leerlingen concreet te maken wat dat betekent. Een koopkracht van 1,9 of 10 dollar per dag: wat betekent dat? Als derde moeten leerlingen zelf nadenken over de normatieve dimensie. Is er een probleem, en zo ja, waarom? Iedereen is het erover eens dat de mondiale armoede die we nu hebben, niet te rechtvaardigen is. Maar voor economische ongelijkheid ligt dat ingewikkelder. Tot welk niveau kan je dit als samenleving wel of niet goedkeuren?

Kijk daarbij niet alleen naar armoede, maar ook naar rijkdom als probleem. In ons land heeft tien procent van de bevolking zestig procent van het vermogen. Is dat een faire verdeling? En kan dat nadelen met zich meebrengen, zoals ondermijning van democratische waarden en ecologische destructie? Leuke vraag voor in de les: zou er naast een armoedegrens ook een rijkdomsgrens moeten zijn?’



DE BELEIDSMAKER

Rutger Schoenmakers I senior beleidsadviseur armoede en schuldhulpverlening I Gemeente Den Haag

‘Mensen met een laag inkomen zijn geen losers’

‘Ongeveer één op de vijf huishoudens in Den Haag heeft structureel moeite rond te komen. Nogal een wezenlijk deel van de samenleving dus. Het is een overheidstaak ervoor te zorgen dat iedereen bestaanszekerheid heeft, zoals staat in artikel 20 van de grondwet. Iedere Nederlander moet verzekerd zijn van basiszaken als een woning, energie en toegang tot zorg. En het liefst nog iets meer, zoals de kans om te sporten of deel te nemen aan cultuur. Ik vind het waardevol dat leerlingen leren dat dit zo is, en waarom. Een eerste belangrijke boodschap daarbij is wat mij betreft dat mensen met een laag inkomen geen losers zijn. Het frame “als je weinig verdient heb je niet genoeg je best gedaan” is in onze maatschappij nog sterk aanwezig. Maar vaak helemaal niet terecht. Het zorgt ervoor dat mensen niet voor hun financiële problemen durven uitkomen en veel te laat hulp zoeken. Dat taboe doorbreken, begint op school. Als tweede vind ik dat gezond financieel gedrag aan bod moet komen in de les. Als je zestien bent lijkt volwassenheid nog ver weg, maar op je achttiende moet je ineens zelf je verzekeringen regelen en je toeslagen aanvragen. Veel jongeren zijn daar niet goed op voorbereid. Vanuit de gemeente geven wij daarom financiële educatie op scholen, waarbij we werken met ervaringsdeskundigen. Dat maakt vaak veel indruk!’


Dit artikel verscheen in de special 'Ruimte voor eigen curriculumkeuzes' bij Didactief, december 2020.     

Click here to revoke the Cookie consent