De schokkende cijfers komen uit het onderzoeksrapport Thuiszitten tellen 2024, een ander licht op passend onderwijs van oudervereniging Balans. Ze zijn een schatting. Er zijn zoveel variabelen rond de beoordeling, registratie en definities van verschillende soorten van verzuim of thuiszitten, dat het onmogelijk is om het werkelijke aantal thuiszitters vast te stellen. Het aantal van 70.000 thuiszitters zegt bovendien nog niets over de verschillende groepen verborgen thuiszitters. Dat zijn kinderen die bijvoorbeeld geen volledig onderwijsprogramma volgen of die voor onbepaalde tijd niet welkom zijn op school.
Scholen hebben een zorgplicht, maar ze kunnen niet altijd voorkomen dat kinderen lang thuiszitten. Er is een transformatie van het onderwijssysteem nodig, zodat de meeste kinderen er wel in passen, stelt Balans. Het onderwijssysteem is gericht op het gemiddelde kind. Pas je niet binnen deze norm, dan is het beeld dat dit aan het kind ligt. Om tot een werkelijke oplossing te komen, moet het roer om.
Didactief vroeg experts en ervaringsdeskundigen hoe zij tegen deze thuiszittersproblematiek aankijken. Wat zijn de oorzaken? Wat moet er gebeuren om thuiszitters of schoolverlaters te voorkomen? Hoe krijg je een leerling weer naar school? Zijn er überhaupt oplossingen voor dit complexe vraagstuk?
‘Als gezin stonden we er alleen voor’
ESTHER SCHARN

Specialist hoogbegaafdheid en moeder met thuiszittend kind:
‘Mijn kind zit voor de tweede keer langdurig thuis, erger nog, hij gaat de statistieken in als voortijdig schoolverlater. In de ogen van de maatschappij heeft hij al afgedaan.
Mas was een snelle en pientere peuter. School, daar vond hij niets aan. Hij deed vooral zijn best om onder de radar te vliegen. Twee maanden na de start van de brugklas zat hij volledig thuis. Hij was uitgeput, boos en depressief. Niemand stak een hand uit, niemand bood hulp. Als gezin stonden we er helemaal alleen voor. Een verschrikkelijk jaar vol zorgen volgde, maar het was ook een zoektocht. Wat was er aan de hand met ons kind? Uiteindelijk ontdekten we dat Mas uitzonderlijk hoogbegaafd is, nooit uitgedaagd is en al het aanpassen leidde tot een bore-out. Terugkijkend waren er natuurlijk al vanaf groep 1 dingen die opvielen, maar bij leerkrachten is nooit gedacht aan onderpresteren.
Wat ik als moeder gemist heb, is vooral hulp en begrip. Je kunt nergens aankloppen, je betaalt alles zelf en scholen weten niet goed wat ze met deze hoogbegaafde kinderen aan moeten. De school liet helemaal niets meer horen, er waren geen gesprekken en er was geen Ontwikkelings Perspectief Plan (OPP). Als ouder weet je al helemaal niet hoe dit soort processen werken, er is niemand die je dat uitlegt. Het had enorm geholpen als iemand eens had gevraagd hoe het met mij ging, want het is heel zwaar om een thuiszitter te hebben. Ik denk dat het begint bij het erkennen van de nare situatie en vragen wat het kind zélf wil. Mas kon dit heel goed uitleggen aan school, maar dat leidde meestal niet tot daadwerkelijke veranderingen.’
‘Het zou fijn zijn als scholen meer uitzonderingen durven maken en maatwerk bieden. Scholen vinden het bijvoorbeeld spannend om af te wijken van het standaardprogramma of een kind te laten versnellen. Vaak wordt er óver het gezin en het kind gepraat in plaats van mét. Maar de samenwerking tussen school, ouders en kind is hard nodig. Met goed luisteren en meedenken kunnen deze kinderen terug naar school, op hun eigen manier. Wanneer we verwachtingen loslaten, écht kijken naar een kind en wat het nodig heeft, kan er heel veel. Daar is vooral durf voor nodig.
Inmiddels ben ik afgestudeerd als specialist hoogbegaafdheid en maak ik mij sterk voor vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong in de kinderopvang. Het is mijn missie om deze kinderen zo jong mogelijk te signaleren om vastlopen te voorkomen. Maar helaas spreek ik nog wekelijks ouders die toch vastlopen op school. Er is nog heel veel werk te verzetten.’
‘Onvoorwaardelijk ondersteunen’
MAAIKE RADIX

Promovenda en leerkracht in zorg-onderwijs, leer- en ontwikkelspecialist Kind en Jeugd:
‘Kinderen zonder onderwijs, die thuiszitten of de school vroegtijdig verlaten; we horen er steeds meer over via (sociale) media. Ik vraag me af: wat kunnen wij als onderwijs- en zorgprofessionals nu doen voor deze kinderen?
Laatst sprak ik een leerkracht over een jongen die bij hem weer tot leren komt, nadat hij al vijf keer van school moest wisselen. Een dag later zei een (thuiszittende) jongere dat hij precies wist “als ik dit gedrag laat zien, word ik toch wel weggestuurd.” In beide gesprekken vroeg ik door. De leerkracht gaf aan dat hij er vanuit een goede band altijd was voor leerlingen, ook bij probleemgedrag. Van mijn leerling kreeg ik terug dat hij nu van mij respect krijgt, ook als het niet lukt.’
‘Uit deze voorbeelden blijkt hoe belangrijk het aangaan van een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie is. Dat dit niet altijd makkelijk is, weet ik zelf ook. Als jonge juf voor een onderwijs-zorggroep leer ik “achter het gedrag” te kijken, zodat ik sensitief en responsief kan aansluiten bij leerlingen. Dat is soms best ingewikkeld, er zijn immers nog andere leerlingen in mijn klas. Het vraagt om doelgericht samenwerken met een onderwijsassistent of zorgprofessional en aanpassingen van je klassenmanagement.
In mijn begeleiding geef ik veel positieve bekrachtiging en probeer ik altijd proactief te zijn, te kijken wat een leerling nodig heeft om te kunnen leren en ontwikkelen. Als een jonge leerling niet goed op zijn stoel kan zitten, pas ik mijn rekenlessen aan, zodat hij leert tellen. Nu ik met jongeren in de v(s)o-leeftijd werk, onderzoek ik samen met fantastische collega’s waar een leerling van “aangaat”. Voor de ene leerling is dit een project over hobby’s en voor de ander het maken van een ondernemingsplan. En als dat niet lukt, dan ben ik er.’
‘Begeleiding stimuleert zelfvertrouwen’
NADIA SMIET

Remedial teacher en coach bij een begeleidingsdienst, voorheen groepsleerkracht in basisonderwijs:
‘Echt leren wat het vak van leerkracht inhoudt en wat je allemaal kunt tegenkomen, leer je pas in de praktijk. Als nieuwbakken juf in mijn eerste jaar voor de klas maakte ik al kennis met voortijdige schoolverlaters. Het zijn kinderen die door gedragsproblematiek niet mee kunnen in de dagelijkse routine van een school. Kinderen waarbij de lesstof niet passend is bij hun leer- en denkniveau in brede zin. Kinderen die door problemen in de thuissituatie niet in staat zijn met enige regelmaat naar school te komen. Kinderen die moeten vluchten voor andere gezins- of familieleden. Kinderen die in de jeugdzorg terecht zijn gekomen en in meerdere pleeggezinnen hebben gezeten. Dit is een kleine greep van de situaties die ik heb meegemaakt tijdens mijn jaren in het onderwijs.’
Achterstanden wegwerken
‘Als begeleider heb je niet echt de gelegenheid om uitval van een leerling te voorkomen. Je wordt pas ingezet op het moment dat het eigenlijk al te laat is. Maar wat doe ik dan wel? Ik help de kinderen weer terug naar school. In mijn geval zijn dat meestal kinderen die door privéomstandigheden een langere periode niet naar school gaan. Zij hebben vaak grote hiaten of een achterstand in de lesstof. Dan zetten scholen, gemeentes of de ouders zelf mij in om die hiaten of achterstanden zo veel mogelijk weg te werken of om deze kinderen toch iets van onderwijs te bieden in de periode dat ze niet naar school gaan. In veel gevallen zijn er korte lijntjes tussen mij, de ouders/verzorgers en de school. Op deze manier kunnen we een team vormen om de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden en hun groei en uitdagingen goed in de gaten te houden.
Vaak zie ik ook dat de omstandigheden geen positieve invloed hebben op het zelfvertrouwen. Kinderen die niet goed in hun vel zitten, hebben minder ruimte om te leren en zich te ontwikkelen. Met de juiste begeleiding en coaching doen deze kinderen weer succeservaringen op in hun schoolwerk en daarmee groeit hun zelfvertrouwen. Natuurlijk vind ik het mooi als de kinderen (een deel van) hun achterstand inlopen en hun resultaten omhooggaan, maar de groei in hun zelfvertrouwen is het mooiste. Het belangrijkste, eigenlijk voor iedereen die met kinderen werkt, is om ze écht te zien.’
Definitie thuiszittersEr is geen eenduidige definitie van thuiszitters. Het ministerie van Onderwijs spreekt van thuiszitten als een leerling langer dan vier weken geen of weinig onderwijs volgt, of kinderen en jongeren niet op een school staan ingeschreven zonder dat er een vrijstelling is op grond van de Leerplichtwet. Oudervereniging Balans en veel ouders vinden de term thuiszitters ongelukkig. Alsof de problemen thuis zijn in plaats van op school en in het onderwijssysteem. ‘Zitten’ suggereert bovendien inactiviteit bij kinderen, terwijl ouders en het kind vaak van alles doen om groei in de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken. |
‘Vraag moet zijn: wat maakt dat jongere wél komt’
HENRIE MASTWIJK EN RENE HALBERSTADT
![]() |
![]() |
Projectleiders bij Ingrado:
Ingrado zet zich in voor het leer- en ontwikkelrecht, maatschappelijke deelname en kansengelijkheid voor jongeren. Ingrado richt zich onder andere op het voorkomen van (langdurig) verzuim en schooluitval en het bevorderen van de maatschappelijke participatie van jongeren die zijn uitgevallen in primair en voortgezet onderwijs en mbo.
Henrie (portretje links): ‘Het denken in termen van (oorzaken van) verzuim verschuift in het onderwijs steeds meer naar een actieve focus op schoolaanwezigheid. Dat vraagt om een andere manier van kijken, handelen en denken – bij zowel scholen als andere betrokken professionals.’
Rene (portretje rechts): ‘Onderzoek laat zien dat er zelden één duidelijke oorzaak is voor het verzuim van jongeren. Vaak is er sprake van een stapeling van factoren: persoonlijke omstandigheden, sociale problemen, schoolervaringen of thuissituaties, maar ook gemeentelijk, regionaal en landelijk beleid spelen allemaal een rol. Verzuim is daarmee een zogenoemd wicked problem – een complex en domeinoverschrijdend vraagstuk waarvoor geen eenvoudige oplossing bestaat. Juist daarom is het belangrijk het fenomeen vanuit meerdere invalshoeken te benaderen.’
Henrie: ‘Wanneer je met jongeren, ouders en scholen over verzuim spreekt, gaat het gesprek vrijwel altijd over de reden waarom iemand er niet is. Maar de vraag zou juist moeten zijn: wat maakt dat jongeren wél komen? Wat motiveert hen om aanwezig te zijn? Dat betekent andere vragen stellen, andere signalen oppikken en vooral: jongeren écht zien en horen.’
Rene: ‘Aandacht van leraren, maar ook van medeleerlingen, is essentieel voor de verbondenheid met de school. Scholen investeren al in sociale veiligheid via programma’s, zoals Positive Behavior Support (PBS), gericht op het voorkomen van pesten en uitsluiting. Toch is het niet voldoende om een programma af te vinken. De kern zit in het schoolklimaat. Contact maken en houden met leerlingen moet verankerd zijn in het DNA van de organisatie.
Dat klinkt eenvoudig, maar is in de praktijk vaak lastig. De dagelijkse hectiek vraagt veel van onderwijsprofessionals. Toch blijkt uit de praktijk: als er structureel aandacht is voor verbinding en positieve relaties, neemt verzuim significant af.’
Henrie: ‘Naast persoonlijke betrokkenheid is ook structurele monitoring van belang. Een goede registratie en analyse van verzuimgegevens levert waardevolle informatie op waar scholen op kunnen sturen. Wanneer en waarom verzuimen leerlingen? Wat zijn risicomomenten in het schooljaar? Verzuim aan het begin van het schooljaar is een sterke voorspeller van verzuim in de rest van het schooljaar. Tijdige signalering en gerichte interventies kunnen preventief werken.’
‘Denken vanuit behoeften kind’
|
Stronk (stronkmaakt.nl) in Dongen is een jeugdwerkplaats voor jongeren die zijn vastgelopen in het zorgsysteem, zijn uitgevallen op school of net wat extra ondersteuning nodig hebben. Stichting Stronk helpt jongeren van dertien tot en met zeventien jaar groeien in hun zelfvertrouwen en biedt een veilige plek om praktisch te leren. |
LEO VAN ’T SPIJKER

Directeur onderwijs bij Portus Scholengroep in Rotterdam:
‘Er zijn in Rotterdam veel thuiszitters. Dit ligt vaak niet aan de inzet van de docenten op scholen of de jeugdzorgmedewerkers, maar vooral aan de inrichting van het systeem. Wij zien de angel van de thuiszittersproblematiek in het ontbreken van een systeem waarin onderwijs, jeugdhulp en andere betrokken instanties écht samenwerken, verantwoordelijkheid delen en ruimte zien voor maatwerk.
We merken dat de domeinen langs elkaar heen werken, elk met hun eigen regels, geldstromen, toelatingseisen en doelen. Daardoor vallen kinderen tussen wal en schip: ze krijgen niet snel de juiste ondersteuning, omdat de problemen vaak niet in één hokje passen.
Als we het systeem durven loslaten en denken vanuit wat het kind nodig heeft, kunnen we wellicht thuiszitten voorkomen. Dat vraagt lef, het benutten van ruimte in de regels, focus op samenwerking, maatwerk én een andere inzet van de beschikbare gelden.’
‘We doen dit bij Portus scholengroep met De Binnenhaven. Dat is een voorziening waar leerlingen die thuiszitten of risico daarop lopen, tijdelijk onderwijs en begeleiding krijgen in een veilige en rustige setting. Doel is dat zij terugkeren naar hun eigen school. Het team bestaat uit zorg-onderwijscoördinatoren en onderwijsassistenten, die samenwerken met ouders, scholen en jeugdhulpverleners. Zij zorgen – samen met de stamschool – voor een onderwijstraject dat aansluit bij wat de leerling kan, met de benodigde zorgondersteuning. Leerlingen krijgen snel een plek, zonder allerlei vertragende administratieve zaken. Elke leerling heeft een gericht handelingsplan waarin staat wat de leerling nodig heeft om weer in beweging te komen, met oog voor balans tussen in- en ontspanning.
Onze visie is dat herstel begint bij vertrouwen. Niet alleen in de leerling, maar ook in de samenwerking tussen professionals, ouders en scholen. Door te kijken naar wat wél werkt, bouwen we aan perspectief voor de jongeren.’
‘Per casus kijken waar de angel zit’
JORUS ROMPA

Bestuurder, pedagoog en mede-oprichter Stichting Stronk (zie foto):
‘De thuiszittersproblematiek is een complex maatschappelijk probleem dat zowel individueel als collectief van aard is. Per casus moet je kijken waar de angel zit: de ene keer is die bureaucratisch, de andere keer is die opvoedkundig van aard of spelen er serieuze zorgvragen bij jeugdigen en hun systeem. Het is een ontwikkelvraagstuk waar je samen naar moet kijken om tot vervolgstappen en succeservaringen te komen. Persoonlijke aandacht en betrokkenheid vanuit school en andere partijen zijn essentieel.’
‘Je kijkt naar de jongere én de leefwerelden daaromheen. Hoe langer het tijdspad, hoe ingewikkelder het vaak wordt vanwege de verschillende partijen, belangen en procedures waar je mee te maken hebt. Kunnen de school en haar medewerkers niets meer betekenen? Dan is het een zorgvraag voor de gemeente. Maar voordat die stap is genomen, zit een jongere vaak al (langer) thuis en moeten de gemeentelijke procedures nog op gang komen. Tijd is dan een factor die niet ten goede komt aan de situatie.’
Wetsvoorstel terugdringen schoolverzuimDe huidige wetgeving richt zich vooral op ongeoorloofd verzuim, terwijl in de praktijk ook geoorloofd verzuim – zoals door langdurige ziekte – kan leiden tot structurele afwezigheid. Een voorstel voor de nieuwe Wet terugdringen schoolverzuim is in behandeling bij de Tweede Kamer. Deze wet beoogt de noodzakelijke voorwaarden te creëren om langdurig schoolverzuim van leerlingen en studenten te voorkomen en te beperken. Er komt meer aandacht voor signalering en preventie. De regering hoopt dit te bereiken met vijf maatregelen:
|
‘Belangrijk dat school de regie neemt’
SYLVIA VAN DER AVOORT

Inspecteur samenwerkingsverbanden bij de Inspectie van het Onderwijs:
‘Scholen spelen een cruciale rol in het voorkomen en aanpakken van thuiszitten. Vroegtijdige signalering is essentieel. Zo is het de taak van scholen alert te zijn op tekenen van verzuim, sociale moeilijkheden of dalende onderwijsprestaties van leerlingen. Het is belangrijk om in gesprek te zijn met de leerling en de ouders, en samen met direct betrokkenen te zoeken naar oplossingen. Daarbij is het belangrijk dat de school verantwoordelijkheid en regie neemt.
Als Onderwijsinspectie hebben wij in de naleving van wettelijke eisen een toezichthoudende rol. De wettelijke eisen bieden een basis voor goed onderwijs en geven aan dat het onderwijs en de ondersteuning passend moet zijn bij de mogelijkheden en behoeften van leerlingen, zodat uitval wordt voorkomen. De Inspectie is niet bevoegd om individuele casuïstiek te behandelen. We kunnen wel nagaan of er sprake is van een incident of mogelijk structurele tekortkomingen in het onderwijs die hebben geleid tot veel thuiszitters. In dat geval doen we onderzoek en treden we zo nodig handhavend op.’
‘De wet voorziet in verschillende vormen van maatwerk om het onderwijs aan te passen aan de behoeften van de leerling; om zo thuiszitten te voorkomen, maar ook om, als de leerling (gedeeltelijk) thuiszit, deze met maatwerk weer in te laten stromen in het onderwijs. Mogelijke oplossingen zijn aansluiten op wat de leerling kan, maar ook belemmeringen voor het volgen van onderwijs wegnemen. Dit kan door individuele (extra) ondersteuning te bieden of de leeromgeving aan te passen. Voorbeelden van maatregelen om de instroom te stimuleren zijn verkorting van de onderwijstijd of een aangepast (onderwijs)programma. Maar ook de samenwerking zoeken met andere (reguliere of speciale) scholen met meer specifieke kennis en expertise om de leerling te ondersteunen.
Welke interventie passend is, hangt af van de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Het is dus cruciaal dat de school die ondersteuningsbehoefte goed in beeld heeft. Hiervoor kan een school ook een beroep doen op het samenwerkingsverband passend onderwijs waarbij het is aangesloten.’
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven