Nieuws

Nikki finalist in schrijfwedstrijd met 'Vet!'

Tekst Redactie
Gepubliceerd op 21-09-2022 Gewijzigd op 21-09-2022
Beeld Marco de Swart
Passionate Bulkboek, bekend van onder andere de Jonge Jury, Write Now! en de bulkboeken, organiseert jaarlijks de landelijke verhalenwedstrijd Er Was Eens. Dit jaar haalde Nikki van der Wart van het Albeda Zorgcollege te Rotterdam de finale van de mbo-editie met haar verhaal ‘Vet!’. Ook schrijfkriebels? Aanmelden voor volgend jaar is al mogelijk.

Er Was Eens laat leerlingen in het po/vmbo en studenten van mbo/pabo kennismaken met (jeugd)literatuur. Leerlingen lezen met elkaar in de klas een boek dat aansluit op hun belevingswereld. Dat dient vervolgens als inspiratiebron voor hun eigen verhaal.

Elke klas kiest een winnaar uit de door hen geschreven verhalen en stuurt dit verhaal naar de jury, die dit jaar bestond uit auteur Shanti Singh, uitgeefdirecteur Myrthe Spiteri (Blossom Books) en spoken word-artiest Gino van Weenen. De jury nomineert vervolgens drie finalisten die hun verhaal nog eens mogen pitchen en kiest de uiteindelijke winnaar. Dit jaar was dat Nina van Wijk van het ROC Tilburg met haar verhaal ‘De dodo die wilde vliegen’. Bij de redactie van Didactief viel ook het verhaal ‘Vet!’ van finalist Nikki van der Wart op, dat je hieronder kunt lezen. De verhalen van de overige finalisten zijn hier te lezen.

Kosten voor deelname aan Er was eens zijn € 17,50 (incl. btw) per leerling. Hiervoor krijg je een leesboek voor elke leerling, digitaal lesmateriaal, een gastles van een schrijver op locatie en een bundel met de verhalen van de klassenwinnaars.

 

Vet!

Nikki van der Wart

Lief dagboek,
Vandaag is het 14 augustus. Ik heb een afspraak in het ziekenhuis en de eerste afspraak bij psycholoog Bartels. Ik weeg 46,8 kilo, dus ik moet binnen een maand minimaal 6 kilo aankomen. Dit betekent geen voedingszakjes meer nemen of, als mamma thuis is, ze uitspugen in de wc. Ik zie je snel weer!
X Roos

Onsje meer
‘Kom Roos, we moeten gaan, je hebt over een kwartier al een afspraak in het ziekenhuis. Hè verdorie, dat gezeur ook elke keer met jou: ik ben er zo klaar mee!’ Dat is wat mama naar boven roept vanaf de benedenverdieping.
    Ik strompel op m'n dooie gemak de trap af en probeer mijn moeder te omzeilen. Dat doe ik omdat ik van haar om de dag op de weegschaal moet staan, zodat zij mijn gewicht kan bijhouden.
    ‘Roos, schiet op en ga op dat ding staan. Dat weet je na 2 jaar toch wel?’ Ze klinkt geïrriteerd. Ze pakt haar pen en notitieblok en kijkt daarna naar de weegschaal: 46,8 kilo. Dit is weer minder dan eergisteren. Mama laat het maar, want we hebben haast. Ik doe mijn schoenen en jas aan en stap dan in de auto op weg naar het ziekenhuis.

Ik schrik ervan wanneer de arts vertelt dat mijn dosis voedingszakjes wordt verhoogd, omdat mijn situatie levensbedreigend is. Volgens hem val ik te veel af. Ik ben het er niet mee eens, maar voor ik iets kan zeggen stoot mijn moeder me al tegen m’n arm. Zij zegt dat we het recept vanmiddag nog gaan halen. Vervolgens haasten we ons door de gangen van het ziekenhuis naar de parkeerplaats. Eenmaal in de auto geeft mama aardig gas om op tijd bij dokter Bartels te komen. Ik voel die urgentie niet.
    ‘Niet gaan, Roos,’ klinkt het in mijn hoofd. ‘Ze gaan je daar hersenspoelen. Ze willen je dik maken. Dat is het enige wat je moeder gelukkig maakt. Waarom zou je? Ze is toch alleen maar chagrijnig tegen jou…’
    Ik adem even drie keer diep in en uit.

Ontmoetingen
‘Mevrouw, u mag even wachten in onze wachtkamer,’ zegt dokter Bartels. ‘Naast de receptie links. Dit eerste gesprek heb ik alleen met Roos. Zó Roos, vertel!’
    Ik val stil. Ik heb geen idee wat Bartels van me wil weten. Dan besluit hij me vragen te stellen. Hij zegt tegen me dat ik open en eerlijk moet zijn.
    ‘Hier bestaan geen foute antwoorden.’ Dit stelt me wel gerust. Bartels vraagt: ‘Hoe is de situatie thuis?’
    ‘Goed,’ antwoord ik.
    Bartels kijkt me weer aan en zegt: ‘Nee Roos, open en eerlijk hadden we afgesproken.’
    Ik zucht, doe m’n hoofd naar beneden en begin te vertellen over papa, die er niet meer is, over opa en oma van papa's kant, waar ik geen contact meer mee heb, en over mam, die me nooit begrijpt. Tussendoor kijk ik omhoog en zie dat Bartels alleen maar aan het schrijven is.
    Als hij stopt met schrijven vraagt hij: ‘Hoe is je vader overleden?’ Ik doe mijn best om niet in tranen uit te barsten en vertel dat hij is verongelukt op zijn werk.
    ‘Jeetje meis, wat vervelend… Uhm, mag ik ook nog even om je leeftijd vragen?’ Ik zeg dat ik 19 ben en dat ik het leven niet eerlijk vind.
    Wanneer ik een uur later in de auto voor de deur van de apotheek op mijn moeder wacht, hoor ik ze weer: de stemmen.
    ‘Kijk niet naar buiten, er loopt een demon. Niet kijken, anders dringt hij je lichaam binnen.’           Huiverend knijp ik in mijn pols, maar de stemmen verdwijnen niet. Plotseling merk ik een schaduw op, die langs de auto schiet, en kijk dan toch naar buiten.
    ‘Shit,’ zeg ik zachtjes.
    Dan hoor ik het geluid van de autodeur. Het is mijn ma, die alweer terug is. Terwijl ze me even aankijkt, zie ik ineens dat haar ogen pikzwart zijn…

Lief dagboek, Het is nog steeds 14 augustus en ik lig in m’n bed. Ik ben nogal in paniek. Vandaag heb ik dokter Bartels ontmoet, mijn psycholoog. Hij is best aardig. Ik heb hem alles over mijn leventje verteld. Zelfs over de stemmen… Verder kreeg ik van de arts extra voedingszakjes voorgeschreven. Van mama mocht ik na het toedienen van de voedingszakjes niet naar boven gaan. Ze zegt dat ik voortaan een uur beneden moet blijven! Ik ben al ziek bij het idee.
    Shit, nu ben ik dus aangekomen. Mama gaat me vetmesten! Ik zei nog als smoes dat ik echt nodig moest plassen. Maar mama zei dat ik dan maar ‘lekker’ mijn broek moest vol piesen.
    Ik denk dat ik maar ga beginnen met hardlopen, dan gaat mijn buik weg.
    De stemmen klinken veel harder en bozer dan normaal. Ze dreigden vandaag dat er een demon in mijn lichaam treedt wanneer ik naar buiten zou kijken. Het zal toch niet?
    X Roos

Zwarte mist
‘Roos kom je? We gaan naar opa en oma vandaag.’
    Ik schrik wakker en kijk op de klok. Ik stap m’n bed uit en zoek met mijn vingers naar het lichtknopje. Hebbes! Ik heb voor kerst een oerlelijke jurk gekregen, dus het is wel zo aardig om die een keer aan te trekken... Ik pak een maillot uit de onderste lade. Als ik de kleding aanheb, schuif ik de weegschaal onder mijn bed vandaan en ga erop staan. 47,2 kilo.
    ‘Jezus Roos, dikke trol dat je bent,’ zeg ik tegen mijn spiegelbeeld.

Opa en oma wonen op zes hoog. Daar sta ik dan op de galerij met mijn hoogtevrees. ‘Gewoon niet naar beneden kijken,’ zeg ik zachtjes tegen mezelf, ‘en er niet aan denken dat je zo’n walgelijke tientonner bent die zo door de vloer kan storten.’
    Bij opa en oma thuis verveel ik me snel. Mijn voedingszakjes heb ik al een uur geleden gehad. Nu het alweer 14:45 uur is, ben ik echt klaar met niets doen. Ik verzin dat ik een vriendinnetje ga ophalen hier in de buurt. Ik moet om 17:00 uur terug zijn.
    Op dat moment hoor ik een dwingende stem tegen me zeggen: ‘Ga rennen Roos, je bent vrij nu! Ren!’ Ik zet het op een lopen, richting de boulevard.

Bij de boulevard aangekomen, voel ik dat ik word achtervolgd. Ik durf niet achterom te kijken. Ik ren en ik ren. Uiteindelijk ga ik uitgeput op een bankje zitten. Nog nahijgend zie ik iets vaags. Wat is dat nou? Doordat ik tegen de zon inkijk, zie ik alleen een donkere schaduw. Het komt steeds dichterbij en nu zie ik een langwerpig hoofd, twee benen, een lang dun lijf, met armen. Niet 2, of 3, 4, 5, 6, maar 8 armen! Dit is geen mens! Snel sluit ik mijn ogen, knijp mezelf, en open mijn ogen weer.
    De schim is weg… Ik zucht al mijn angst naar buiten. Ik sta snel op en begin weg te lopen van deze onheilsplek.
    Plotseling omhult een zwarte mist me en voel ik een negatieve energie mijn lichaam binnenstromen. Het wordt me teveel. Ik zie een wit licht. Ben ik dood?

Sondevoeding
Ik word wakker met enorme koppijn, niet normaal!
    Langzaamaan wordt mijn blik scherp en zie ik vier artsen om me heen staan. Mijn arm voelt naar en mijn neus doet pijn. Ik draai mijn hoofd naar links en zie een infuus met een rare gele vloeistof. Ik wil rechtop gaan zitten, maar iemand duwt me terug.
    ‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik.
    ‘Je bent flauwgevallen, Rosalie. Je bloedsuikerspiegel is veel te laag. Met andere woorden: je krijgt nu sondevoeding. Vandaar dat slangetje in je neus.’
    O god... alles wat ik absoluut niet wil is zojuist gebeurd…

‘Roos, trek die achterlijke snoeren uit je neus en ga weg van waar je nu bent,’ klinken de stemmen.
    Ik ga rechtop zitten en druk op de rode knop die is bedoeld om de verpleging te roepen. Als ik kan staan, mag ik van de arts zelfstandig naar het toilet. Makkie, denk ik. Daarom vertel ik de verpleger dat ik heel nodig naar de wc moet.
    Eerst voel ik me heel wiebelig, maar ik heb sterk het gevoel dat ik naar de stemmen moet luisteren en ervandoor moet gaan. Dus zet ik alles op alles en trek ik me omhoog aan de paal waaraan dat stomme slangetje in mijn neus vastzit. Erg charmant zie ik er niet uit.

Verwarring
In de gang bots ik bijna tegen psycholoog Bartels op. Ik vraag hem of hij 5 minuutjes tijd voor me heeft. Ik mag mee naar een apart kamertje aan het einde van de gang. ‘B. Bartels, psycholoog’ staat op het naambordje op de deur. In de kamer neem ik plaats tegenover dokter Bartels.
    Met hangend hoofd vertel ik hem over mijn ontmoeting met de schim, en over de demon die in mijn lichaam zou komen als ik de schim zou aankijken.
    Langzaam richt ik mijn hoofd op naar Bartels, maar die beweegt niet meer. Sterker nog: Bartels is Bartels niet meer! Ik krijg het ineens ijskoud en besef dat ik naar dezelfde schim kijk als eerder bij de boulevard. Dan besluit ik heel hard weg te rennen en pas te stoppen als ik veilig op de wc zit met de deur op slot.
    Zonder om de kijken ren ik als een of andere cheeta over de gangen van het ziekenhuis. Ik word erg gehinderd door de paal en ook door de snoertjes die inmiddels om heel mijn lichaam zitten.    Eindelijk zit ik dan in het achterste toilethokje. Dan rommelt er iemand – of iets? – aan de deur. Mijn hartslag schiet omhoog. Ondertussen gaat het gerommel aan de deur door. Ik zak op mijn knieën op de grond, zodat ik onder de deur door kan loeren. Met een hartslag van meer dan 200 zie ik dan twee lange, dunne benen voor me staan.
    Van schrik stoot ik mijn hoofd tegen de wc-pot. Vlak daarna hoor ik een zware stem.
    ‘Gaat het wel goed daarbinnen?’ Met mijn ogen dicht schreeuw ik het uit: ‘GA WEG! LAAT ME MET RUST!’
    Te laat besef ik dat een demon natuurlijk nooit zou vragen of alles wel goed met me gaat…
    Heel voorzichtig doe ik mijn ogen open en kijk ik langzaam omhoog. Bruine puntschoenen, een donkerblauwe spijkerbroek en een jasje. Het is de schoonmaker... Wat heb ik mezelf flink voor schut gezet.
    De schoonmaker helpt me overeind. ‘Je hebt een bloedneus, meisje,’ zegt hij.
    ‘O bedankt, ik ga het schoonmaken.’
    Zodra de schoonmaker is verdwenen, word ik ruw vastgepakt en naar de spiegel gesleept. Een fel licht begint te branden en mijn hoofd wordt gestuurd. Ik kan niet anders dan naar mezelf kijken in de spiegel.
    Wie ik zie, ben ikzelf. Maar ook weer niet. In mijn ogen zie ik namelijk het grote zwarte monster, de demon. Ik til m’n hoofd omhoog en bonk deze zo hard mogelijk tegen de wastafel. Een witte flits schiet langs mij heen en daarna wordt alles pikzwart.

Rust
Weer hoor ik een stem in mijn hoofd. Deze keer is het een warme, lieve stem. Papa. ‘Kom maar, lieverd. Ik mis je zo!’
    Hoewel het lijkt alsof de grond onder mij vandaan zakt, stap ik voorzichtig naar zijn stem toe. Mijn benen wiebelen. ‘Dat krijg je met zo’n bol lijf, denk ik nog.
    Papa’s stem leidt me het ziekenhuis uit, richting de boulevard. Inmiddels zie ik papa ook. Hij ziet er gelukkig uit.
    Bij de boulevard steekt hij zijn hand naar me uit. Dan laat hij zich vallen, om vervolgens als een lichtflits de lucht in te schieten. Ik houd zijn hand vast. Ook ik val, maar gek genoeg schiet ik niet omhoog.

Lief dagboek,
Vandaag, 25 augustus, was echt een hele rare dag! Ik heb geen pen meer nodig om in jou te kunnen schrijven. Er is veel gebeurd. Toen ik papa achterna ging, belandde ik in de zee. Hoe ik het ook probeerde, ik kon mijn hoofd uiteindelijk niet meer boven water houden. Het watertrappelen werd me te zwaar.
    Een week later werd mijn lichaam door een politiehelikopter uit het water gevist.

    *FUCK* Dit is mijn lichaam, 44 kilo zwaar, maar ik zit er niet meer in…

Vandaag is mijn lichaam gecremeerd. Er waren veel mensen. Mama, opa en oma waren ontroostbaar. Ik heb mama nog nooit zo hard zien huilen. Ik kon alleen maar denken aan mijn gewicht. Wat zullen ze het zwaar hebben gehad met mijn kist. Wat ben ik toch nutteloos. Ik heb niet eens mijn streefgewicht van 40 kilo gehaald... Gelukkig heeft papa me toch nog gevonden. Het is nu klaar. Het is goed zo.
X Roos

 

Ingezonden door Nikki van der Wart van Albeda Zorgcollege –Maatschappelijke zorg.

Verder lezen

1 Silas wint schrijfwedstrijd met 'De koe die wilde hardlopen'

Click here to revoke the Cookie consent