‘Ik ben geen doorzetter, zegt de test!’

Tekst Jellie Sierksma
Gepubliceerd op 10-01-2024
Beeld Human Touch Photography
De sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen wordt steeds vaker getoetst op school. Maar hoe betrouwbaar zijn de resultaten van die toetsen eigenlijk? Jellie Sierksma – winnaar van de Ammodo Science Award for groundbreaking research in 2020 en een Veni-beurs in 2019 – verdiepte zich in een aantal leerlingvolgsystemen.

Basisscholen zijn verplicht om gebruik te maken van leerlingvolgsystemen. Naast het bekende Cito-volgsysteem, heeft de overheid ook die van aanbieders Boom, Diataal en IEP goedgekeurd. In deze systemen kunnen de vorderingen van individuele leerlingen en klassen worden gevolgd voor Nederlandse taal en rekenen-wiskunde. Steeds vaker wordt hierin ook de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen opgenomen. Om dit in kaart te brengen nemen scholen vragenlijsten af bij leerlingen. Deze vragenlijsten sluiten dan gelijk weer mooi aan bij een andere verplichting van de overheid: het monitoren van de sociale veiligheid op school.

Als ontwikkelingspsycholoog en onderzoeker naar sociale ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht was ik benieuwd naar deze vragenlijsten en heb ik navraag gedaan bij de vier aanbieders. Het ontwikkelen van vragenlijsten is namelijk geen sinecure en al helemaal niet wanneer het gaat over zoiets complex als sociaal-emotionele ontwikkeling waarbij je vragen wilt beantwoorden als: Maakt het kind makkelijk vrienden? Kan het kind goed omgaan met lastige emoties?

Wetenschappelijke vragenlijsten ontwikkelen duurt vaak jaren: nieuwe vragenlijsten worden vergeleken met bestaande vragenlijsten die hetzelfde meten (convergente validiteit), met vragenlijsten die iets anders soortgelijks meten (divergente validiteit), er wordt getest of verschillende vragen binnen een vragenlijst goed samenhangen (interne consistentie), of kinderen ongeveer hetzelfde scoren als ze de vragenlijst twee keer invullen (test-hertest-betrouwbaarheid) en hoe voorspellend de vragenlijst is voor bijbehorend gedrag (heeft een sociaalvaardig kind ook daadwerkelijk veel vrienden?). Pas na kritische beoordeling van vakgenoten en publicatie in een vaktijdschrift wordt een vragenlijst in gebruik genomen.

Bij CITO, Diataal en BOOM kreeg ik snel antwoord. Al deze aanbieders hebben inderdaad gebruik gemaakt van ofwel bestaande wetenschappelijke vragenlijsten, of deze ontwikkeld in samenwerking met wetenschappelijke experts en op basis van de literatuur. Daarnaast kreeg ik van hen ook direct informatie over de betrouwbaarheid en validiteit, waarbij soms dit onderzoek soms in lijvige rapporten was verwerkt.

Aanbieder IEP, daarentegen, bleek deze vragenlijsten (het zogenaamde ‘hart-en-handeninstrument’) zelf te hebben ontwikkeld. Dit is opvallend, omdat er een heel scala aan goede, door wetenschappers ontwikkelde, vragenlijsten zijn voor het meten van de sociaal-emotionele ontwikkeling. En veel van deze vragenlijsten zijn vrij toegankelijk (bijv. https://www.onderwijskennis.nl/themas/sociaal-emotionele-ontwikkeling-van-de-leerling). De ontwikkelaars van IEP geven aan dat men niet heeft gekozen voor gebruik van deze bestaande vragenlijsten omdat deze telkens niet exact bij hun visie paste. Ze geven aan wel zelf te kijken naar de betrouwbaarheid van het instrument maar maken deze informatie niet openbaar. We weten dus in feite niet of het ‘hart-en-handeninstrument’ valide en betrouwbaar de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen meet. Doordat het volgsysteem van IEP wel goedkeuring geniet vanuit de overheid en de toetsen voor rekenen en taal dus onder inspectie staan, komt er rondom dit ‘hart-en-handeninstrument’ van dezelfde afzender ook een air van validiteit en betrouwbaarheid te hangen. Het is aannemelijk dat scholen, docenten, ouders en kinderen de resultaten voor sociale en emotionele ontwikkeling daarom net zo serieus nemen als de scores voor taal en rekenen.

En dit baart mij extra zorgen omdat IEP nog iets anders doet dan de andere aanbieders. Bij CITO, BOOM en Diataal worden de resultaten van de vragenlijsten vooral ingezet om de sociale veiligheid en welzijn van kinderen te monitoren (intern, door docenten). IEP daarentegen neemt de resultaten ook (vaak) op in het rapport en dus worden ze besproken in de 10-minuten gesprekken, al dan niet met de kinderen erbij.

Stel je eens voor: Een kind van zeven hoort tijdens het 10-minuten-gesprek dat het laag scoort op sociale vaardigheden of doorzettingsvermogen. Kinderen van zeven zijn veelal nog volop aan het ontdekken hoe ze in elkaar steken en wat ze goed kunnen. Dit soort tests zouden aan kinderen kunnen communiceren dat deze eigenschappen vaststaan, waarmee het selffulfilling prophecies kunnen worden (je gaat je ernaar gedragen en dan wordt het vanzelf waar) en de leermotivatie kunnen aantasten of veranderen (“ik hou niet van doorzetten, dat komt uit de test!”). Daarnaast is het aannemelijk dat leraren hun gedrag naar kinderen toe veranderen op basis van deze test. We kunnen natuurlijk debatteren over hoe wenselijk we het geven van dit soort informatie vinden in algemene zin. Maar wanneer we niet eens weten of de informatie wel echt iets zegt over het betreffende kind of dat er misschien volgende week het tegenovergestelde uit de test komt, lijkt dat debat me overbodig.

Mijn korte navraag laat dus zien dat we niet zomaar moeten vertrouwen op wat de leerlingvolgsystemen ons vertellen over het welzijn en de sociaal-emotionele vaardigheden van kinderen. Het legt daarnaast een nog groter probleem bloot: De overheid blijkt helemaal geen eisen te stellen aan de metingen van sociale-emotionele ontwikkeling in deze systemen. Tegelijkertijd kunnen dit soort metingen leiden tot vergaande conclusies over het welzijn van kinderen op de basisschool.

Als ouder én als wetenschapper denk ik dat dit snel moet veranderen! Overheid, stel eisen aan alle tests die worden afgenomen en niet alleen die voor rekenen en taal. Scholen en docenten, vraag om inzicht en transparantie over de validiteit en betrouwbaarheid, jullie hebben er recht op voordat je (kwetsbare) kinderen informeert over wie ze wel (of niet) zijn!

Jellie Sierksma, universitair docent ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht.

 

 

Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken. 

Verder lezen

1 Kinderen helpen liever iemand van eigen groep

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent