Je kan het leraren ook gewoon vragen

Tekst Patrick Sins
Gepubliceerd op 30-06-2021
Beeld Shutterstock
Patrick Sins overdenkt een aantal heikele kwesties in onderwijs en concludeert: betrek leraren meer bij onderwijsbeleid, en maak ze er ook eigenaar van. Dan kunnen we samen echt iets bereiken.



De koek is op. Samen met je partner heb je besloten te gaan scheiden. Maar dan heb je wel de toestemming van een rechter nodig. Zo werkt dat. Om een wijs besluit te kunnen nemen, vraagt de rechter je om een convenant. En als je samen kinderen hebt, moet je gelijk ook een ouderschapsplan inleveren. Hierin omschrijf je hoe je ex-partner en jij straks de zorg voor jullie kinderen organiseren. De wet schrijft voor dat het kind hierin is gehoord. Dat moet je expliciet opnemen in het ouderschapsplan. Kinderen mogen ook hun zegje doen over besluiten die hen aangaan. Goed geregeld en zo hoort het. Waarom gaat deze vlieger dan niet op als het gaat om onderwijsbeleid of -advies? De stem van de leraar wordt daarin namelijk stelselmatig genegeerd.

 

Van, voor en door de leraar

Een tijd geleden deed ik onderzoek naar collegiale visitatie bij leraren. Ik onderzocht hoe leraren leren door elkaar tijdens de les te observeren en daar feedback op te geven en te ontvangen. Voor deze studie konden leraren gebruik maken van kijkwijzers, werden ze getraind in het geven van feedback en bezochten ze lessen van hun collega’s. Dit mooie initiatief kwam uit de koker van wijlen de Onderwijscoöperatie. Weet u nog, de Onderwijscoöperatie werd in 2011 opgericht door de onderwijsvakbonden en presenteerde zichzelf als de beroepsvereniging van, voor en door de leraar. Ze zette zich via een aantal projecten in om leraren te ondersteunen in hun beroepsontwikkeling. Een zo’n project was collegiale visitatie, een ander was het lerarenregister. Daar zo meteen meer over.

Toen ik in 2012 het kantoor van de Onderwijscoöperatie bezocht, vroeg ik een van de medewerkers tussen neus en lippen door wie van zijn collega’s in het onderwijs werkte. ‘Er werken hier geen leraren, alleen beleidsmedewerkers’, werd mij verteld. Oeps, linke soep dacht ik. En niet geheel onterecht bleek later. Begin 2019 ging de Onderwijscoöperatie namelijk ter ziele. Wat bleek? Een gebrek aan draagvlak bij de beroepsgroep zelf. Aanleiding voor het definitieve einde was dat onderwijsgevenden behoorlijk wat kritiek hadden op een initiatief waar de Onderwijscoöperatie een centrale rol in speelde: jawel – het lerarenregister. Dit is bedoeld als een soort portfolio waarin leraren kunnen aantonen dat ze bevoegd en bekwaam zijn en hun professionele ontwikkeling op peil houden. Het plan voor een lerarenregister leidde tot protest onder leraren, vooral omdat het teveel ‘van bovenaf’ werd opgelegd. En dat terwijl de Onderwijscoöperatie door de politiek steevast werd gepresenteerd als een bottom-up initiatief – immers ‘van voor en door’ leraren. Niet dus. De Onderwijscoöperatie was een instrument van de overheid. Top-down ingesteld dus. Het was en is het meest concrete voorbeeld van een gapende kloof tussen onderwijsbeleid en -uitvoering.

 

Drie voorbeelden…

Wil je beleid verbeteren als overheid? Praat met leraren, je kan het ze gewoon vragen. Maar dat gebeurt nauwelijks, in Nederland niet en elders. Voor de vuist weg geef ik drie voorbeelden van initiatieven waar vooral over leraren in plaats van met leraren werd gepraat.

Ik begin in de Verenigde Staten. Zo’n tien jaar geleden sloot een aantal schoolbesturen daar de handen ineen om de leerprestaties van leerlingen te bevorderen. Ze wilden dat doel bereiken door de effectiviteit van leraren te vergroten. En hoe ze da voor zich zagen? Door leraren op een andere manier te evalueren. Met behulp van een impuls van meer dan een half miljard dollar gingen de ‘Intensive Partnerships for Effective Teaching’ van 2009 tot en met 2016 aan de slag om beoordelingsinstrumenten te ontwikkelen en uit te voeren. De besturen wilden hiermee nagaan hoe leraren ‘on the job’ presteren. Hun idee was dat hierdoor de prestaties van leerlingen omhoog zouden gaan. Maar zo werkt het natuurlijk niet. In 2018 bleek uit een rapport van de RAND (Research ANd Development) corporation dat het project niet alleen had gefaald, maar dat er ook nogal wat weerstand onder leraren tegen het gebruik van de beoordelingen en de mogelijke gevolgen daarvan was ontstaan. Het had zelfs tot moedeloosheid bij leraren geleid. De problemen waren met andere woorden eerder groter dan kleiner geworden. Tja, die schoolbesturen hadden het hun leraren ook even kunnen vragen. 

Voorbeeld twee gaat over die kekke 21st century skills, generieke vaardigheden die leerlingen volgens experts als SLO en beleidsmakers in Curriculum.nu in de toekomst nodig zullen hebben. Denk aan vaardigheden als samenwerken, communiceren, digitale geletterd zijn, sociale en/of culturele vaardigheden en burgerschapsvaardigheden. Ze komen terug in menig schoolplan. Maar als je in de klas gaat kijken, krijgen ze betrekkelijk weinig aandacht. Volgens SLO komt dat omdat de meerderheid van de Nederlandse leraren zich onvoldoende toegerust voelt om handen en voeten te geven aan deze vaardigheden. Opmerkelijker is de conclusie die Joke Voogt en Natalie Pareja Roblin trekken in hun review. Leraren blijken niet betrokken te zijn geweest bij de discussie over 21st century skills: ‘(..) is it worrying that the education sector, let alone schools and teachers, do not seem to be actively involved in the 21st century initiatives and in the overall debate about these competences’.

 

Later selecteren

Mijn laatste voorbeeld is van recente datum. Het gaat om het advies Later selecteren, beter differentiëren van de Onderwijsraad (OR) onder leiding van Edith Hooge. Een lijvig rapport met mooi opgezette argumentaties en ambitieuze plannen om iets te doen aan de ongelijke onderwijskansen in ons land. De titel van het advies dekt de lading goed als het gaat om de aanbevelingen die worden gedaan: later selecteren door het instellen van een driejarige brugperiode en beter differentiëren door het bieden van flexibel onderwijs op maat. Om dit voor elkaar te krijgen stelt de OR een aantal voorwaarden. Zo wordt geadviseerd om scholen toe te rusten als het gaat om ‘menskracht, financiële middelen, tijd, kennis en vaardigheden’. Maar wacht eens even. Er is toch sprake van een toenemend tekort aan leraren? In het hele advies wordt hier geen woord over gerept. Alsof het lerarentekort er gewoon niet is. Erger nog: leraren moeten aan de bak. Om goed te kunnen differentiëren moeten ze kennis en vaardigheden opdoen, moeten ze experts zijn op hun vakgebied en moeten ze vakinhoudelijke kennis op een goede manier overdragen aan hun leerlingen. Je zou er moe van worden.

Twee maanden geleden verscheen een artikel van dezelfde Edith Hooge cum suis in het blad Public Management Review. Hooge (naast voorzitter van de OR ook hoogleraar onderwijsbestuur aan de Universiteit van Tilburg ) geeft in dit stuk aan de hand van twee casussen een diepgaand inzicht in hoe onze overheid onderwijspolitiek bedrijft. Wat blijkt? Leraren worden er niet bij betrokken. Erger nog, ze worden alleen gezien als uitvoerders van onderwijsbeleid: ‘They are primarily treated as policy objects that need to be informed, equipped, enticed and directed in order to achieve the policy objectives.’

Helaas lijkt ook de OR zelf bij het opstellen van zijn advies nauwelijks rekening te hebben gehouden met wat leraren vinden. Als ik door de lijst met geraadpleegde deskundigen en gevoerde panelgesprekken – ergens achterin het rapport scroll, kom ik daar nauwelijks leraren tegen. Het zijn vooral onderzoekers en bestuurders. Die kunnen natuurlijk praten als brugman. Maar dagelijks voor de klas staan met twintig tot dertig koters geeft een heel andere, of beter nog, meer realistische kijk op de ingebrachte aanbevelingen. En het Lerarencollectief dan? Dé werkelijke beroepsvereniging van leraren. Of de Beroepsvereniging van Academici Basisonderwijs? Die hadden vast een ijzersterke duit in het zakje kunnen doen. Ik heb ze gemaild en helaas – de Onderwijsraad heeft geen gebruik gemaakt van de kennis en kunde van deze leraren. Als ik advies zou mogen geven aan de onderwijspolitiek en haar adviseurs: betrek leraren niet alleen bij onderwijsbeleid, maar maak ze er ook eigenaar van. Dan kunnen we ook echt iets bereiken.

 

Patrick Sins is lector Vernieuwingsonderwijs Saxion en Thomas More hogeschool.

 

                                                                  Geraadpleegde literatuur

  • Hooge, E.H., Waslander, S., & Theisens, H.C. (2021). The many shapes and sizes of meta-governance. An empirical study of strategies applied by a well-advanced meta-governor: the case of Dutch central government in education. Public Management Review.

  • Kane, T. J., Rockoff, J. E., & Staiger, D. O. (2006). What does certification tell us about teacher effectiveness? Evidence from New York City. (NBER Working Paper 12155). Cambridge, MA: National Bureau of Economic Research. Geraadpleegd op 24 februari 2020 van https://www.nber.org/papers/w12155

  • Onderwijsraad (2021). Later selecteren, beter differentiëren. Onderwijsraad.

  • Stecher, B. et al. (2018). Improving Teaching Effectiveness: Final Report. Santa Monica, CA: RAND Corporation.

  • Voogt, J., & Pareja Roblin, N. (2012). Teaching and learning in the 21st century. A comparative analysis of international frameworks. Journal of Curriculum Studies, 44(3), 299-321.

 

Meer Didactief-artikelen lezen? Trakteer jezelf op een online abonnement voor slechts €24,50: maar liefst tien edities per jaar en toegang tot ons archief vanaf 2003.https://didactiefonline.nl/aanbieding 

Verder lezen

1 Vergeet de leraar niet
2 De kracht van het traditioneel vernieuwingsonderwijs
3 Blijf niet aan de zijlijn staan
4 Middenschool 2.0: analyse en oplossingen
5 Opnieuw een Middenschool Experiment?

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent