Nadenken over pedagogiek

Tekst Wouter Pols
Gepubliceerd op 17-06-2016
Wouter Pols - Hoe we kinderen opvoeden en onderwijzen is niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger, een pedagogische common sense ontbreekt. Wouter Pols denkt hardop na over het 'waartoe' en het 'hoe' en over de houding van de opvoeder of leraar.

Als het over opvoeding en onderwijs gaat, dan begint het me al snel te duizelen. De een verstaat er dit onder, de ander dat. Talentontwikkeling, er alles uit halen wat er in zit, vaardigheden om in de nieuwe eeuw vooruit te kunnen komen, noem maar op. Dat was vroeger anders. In 1826 gaf de Duitse theoloog en filosoof Friedrich Schleiermacher een reeks pedagogiekcolleges. Hij begon die met 'wat men onder opvoeding en onderwijs verstaat, kan als bekend worden verondersteld'. Dat is nu niet meer zo. We voeden nog steeds kinderen en jongeren op, we onderwijzen ook nog steeds, maar wat we doen, is minder vanzelfsprekend dan toen. Er is, om met Hannah Arendt te spreken, geen pedagogische common sense meer. Het zou best kunnen dat de opvoeding en het onderwijs die we vandaag de dag geven meer met elkaar overeen komen dan we denken, maar de betekenissen die we eraan verlenen, doen dat in elk geval niet.

Wat zijn de pedagogische betekenissen van opvoeding, onderwijs en het leraarschap tegenwoordig? Schleiermachers vertrekpunt was, zo zou je kunnen zeggen, de pedagogische common sense van zijn tijd. Zo'n vanzelfsprekend vertrekpunt is er niet meer. Maar er is een aantal twintigste-eeuwse denkers die interessante concepten hebben geformuleerd over opvoeding en onderwijs die ik aan je wil voorstellen. Zij kunnen dienen, niet als basis voor een nieuwe common sense, maar als uitnodiging om met elkaar een discussie te voeren over de conceptuele grondslagen van opvoeding en onderwijs. En dat is hard nodig; want een pleidooi om er alles uit te halen wat erin zit of het propageren van vaardigheden of talenten, daar kun je nog geen pedagogiek van maken.

Arendt
Aan welke twintigste-eeuwse denkers denk ik? Hannah Arendt allereerst. Zij is een joods-Amerikaans politiek denker. Ook Jacques Lacan (een Franse psychoanalyticus die de psychoanalyse op een radicale manier vernieuwde) en Michel Serres en Michael Polanyi (de eerste is een Frans wetenschapsfilosoof, de tweede een Hongaars-Engelse chemicus en kennistheoreticus). Aan deze vier - inderdaad heel verschillende - denkers ontleen ik een aantal concepten waarmee ik de opvoeding en het onderwijs van vandaag de dag probeer te denken, of in vaktaal: probeer te conceptualiseren.

Aan Arendt ontleen ik arbeiden, werk en handelen. Mijn stelling is dat we opvoeding en onderwijs niet als arbeid kunnen opvatten, wel als werk. Als we werken, gebruiken we middelen om iets te bereiken. Rekenen is werk, ook een opstel schrijven en een gebeurtenis uit de geschiedenis navertellen. Je gebruikt er materiële (een boek, een pen, een tablet), maar ook mentale middelen bij (getallen, regels, concepten). Door die middelen te leren gebruiken, krijgen kinderen en jongeren toegang tot de wereld. Maar, zo zegt Arendt, als daarbij niet wordt gehandeld, blijft die toegang beperkt.

Wat houdt handelen nu precies in? Het nemen van initiatieven! Dat doen we altijd ten overstaan van anderen. Op het initiatief van de een reageert de ander met zijn initiatief. Daarom is de uitkomst van het handelen nooit precies te voorspellen. Als we een initiatief nemen, laten we zien wat we van belang vinden (de zin en de betekenis van de dingen), tegelijkertijd laten we zien wie we zijn. Als we dat doen, kunnen we te voorschijn komen, of zoals Arendt zegt: kunnen we verschijnen.
Verschijnen betekent 'in de wereld komen'. Het gaat bij opvoeding en onderwijs om het in de wereld laten komen van kinderen en jongeren. Schoolwerk is daarvoor nodig, maar ook handelen. Ik hecht veel waarde aan de dialoog in de school: dialoog over het schoolwerk, maar ook de dialoog over hoe we in de klas met elkaar willen omgaan. Als er in de school ruimte is voor dialoog, kunnen kinderen en jongeren initiatieven nemen, kunnen ze de zin en de betekenis van de dingen die ze doen onder woorden brengen; en dan kunnen ze verschijnen en in de wereld komen.

Plaats voor de Ander
Psychoanalyticus Lacan leert ons dat het in opvoeding en onderwijs niet om identiteit gaat, maar om subjectiviteit. Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft ('zo ben ik'). Het gaat in de opvoeding nu juist om het doorbreken van zulke beelden: niet om het ik van een kind dat zich poneert vanuit het beeld dat het van zichzelf heeft, maar een spreken (een dialoog) van waaruit het kind als subject kan verschijnen. Spreken doe je altijd ten overstaan van anderen. Om te kunnen verschijnen, zul je je daarom voor de Ander moeten openstellen, een plaats voor hem moeten openhouden. Dat noemt Lacan de wet van de taal. Bij Lacan kwam ik dus ook weer uit bij de dialoog. Kinderen en jongeren kunnen alleen in de wereld komen, als ze in staat zijn een plaats voor de Ander open te houden en vervolgens zich door die Ander laten aanspreken. Want alleen dan kan een dialoog worden gevoerd, en pas dan kunnen kinderen en jongeren - in dialoog - ten overstaan van elkaar in de wereld verschijnen.

Weerstand
Verschijnen in de dialoog met de Ander, dat is een terugkerend thema. De Franse filosoof Michel Serres onderschrijft die stelling, maar hij voegt er wat aan toe. Je kunt pas verschijnen als je in de dialoog met de Ander weerstand ervaart. Om te voorschijn te kunnen komen, moet je door de Ander worden uitgedaagd. Je moet via hem tegen iets aanlopen: tegen een probleem, er moet iets dwars komen te zitten. Zo'n dwarszittend iets noemt Serres: de onderwijzende derde. Als een kind zich door een derde (een probleem, een dwarszittend iets) laat onderwijzen, kun je van vorming spreken. Het gaat iets op een nieuwe manier begrijpen; het gaat ver-staan. En precies in dat begrijpen en verstaan verschijnt het. Het verschijnt als onderwezen derde. Die onderwezen derde is niet het ik (want dat is een beeld), maar het subject: de drager van het vormingsproces. Serres brengt dus iets nieuws in de discussie: dialogisch onderwijs: ja, maar die dialoog dient kinderen en jongeren ook voor problemen te stellen, weerstand op te roepen.

Arendt, Lacan en Serres wijzen op nog iets anders. Opvoeden en onderwijzen, dat is geen maken. Als je opvoedt of onderwijst, kun je niet zo maar middelen inzetten om doelen te bereiken. Die middelen zijn meestal taalmiddelen en die moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd: door het kind of de jongere. En daarom is het opvoedings- en onderwijsproces ook geen maakproces.

Daarbij komt nog het volgende. We denken vaak dat als we meer kennis over het opvoedings- en onderwijsproces zouden hebben, we beter zouden kunnen opvoeden. Dat is niet zo. Sterker nog: veel kennis is vaak een hindernis om goed te kunnen opvoeden. En precies hier brengt de Hongaars-Engelse kennistheoreticus Polanyi een interessant concept in. Van Polanyi is de term tacit knowledge; ik vertaal die term met 'stil weten'. Als we opvoeden en onderwijzen is er steeds 'stil weten' in het spel. Dat is nauwelijks bewust weten. Waar het bij opvoeding en onderwijs om gaat, is niet allereerst de kennis waar de opvoeder of leraar over beschikt, maar zijn ethos: zijn karaktervolle houding, zijn manier van in de praktijk staan. Dat ethos brengt stil weten in het spel. Dat stille weten is verworven binnen de complexe situaties waarin opvoeders en leraren zich bevinden. Daarom past het erbij. Het is specifiek weten. Wetenschappelijke kennis daarentegen is algemeen. En dat is precies de reden waarom wetenschappelijk kennis zo weinig ingang vindt in de praktijk.

Ik trap een open deur in als ik zeg dat de praktijk van opvoeding en onderwijs uitermate complex is. Er zitten zo veel kanten aan; er gebeuren binnen opvoeding en onderwijs zo veel dingen tegelijkertijd. Arendt, Lacan, Serres en Polanyi laten de verschillende kanten ervan zien. Vanuit Arendt krijgen we zicht op de doelen en de aard van de activiteiten die zich binnen opvoeding en onderwijs afspelen (het 'waartoe' en het 'hoe'), vanuit Lacan krijgen we zicht op het subject dat erbij in het spel is (het 'wie'), vanuit Serres op het 'wat' van opvoeding en onderwijs - op het 'wat' dat als derde het subject in beweging brengt - en vanuit Polanyi krijgen we zicht op het belang van de houding van de opvoeder of leraar daarbij, of anders gezegd: op zijn of haar manier van 'staan' in de pedagogische praktijk. Arendt, Lacan, Serres en Polanyi geven met elkaar ons een beeld van waar het binnen opvoeding en onderwijs op aan komt.

Tekst Wouter Pols, Hogeschool Rotterdam. Dit voorjaar verscheen van hem: In de wereld komen. Een studie naar de pedagogische betekenissen van opvoeding en onderwijsproces (Antwerpen/Apeldoorn: Garant, 2016).
 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent