Onderwijsonderzoek wint aan invloed, maar er is geld nodig

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 16-12-2019
In 1970 startte de toenmalige Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) het maandblad Didaktief. Inmiddels is Didactief (nu dus met c in plaats van k) uitgegroeid tot een belangrijke intermediair tussen onderzoek en praktijk. Toegankelijk maken van onderzoeksresultaten is belangrijk, ook in de ogen van overheid en besturen. Maar, aldus Didactief-hoofdredacteur Monique Marreveld in dit artikel, dat kost wel meer geld dan er nu beschikbaar wordt gesteld.

Na bijna 50 jaar hameren op ons aambeeld via het tijdschrift Didactief lijken we een extra middel te hebben gevonden om onderwijsonderzoek te laten landen in de praktijk: samenwerken met schoolbesturen, gebruikmaken van sociale media én digitaal en print slim combineren, dat wil zeggen gratis online verspreiden én beschikbaar stellen op papier voor leraren die er samen met collega’s in willen duiken. Zo publiceert Didactief op 11 Januari 2020 de opvolger van ‘Op de schouders van reuzen’, de bestseller van Paul Kirschner cum suis uit januari 2019. Zijn selectie kernartikelen uit de cognitieve psychologie, door de redactie van Didactief vertaald voor gebruik in de klas, werd al bijna 50.000 keer (gratis) gedownload. Een unicum in onderwijsland in my humble opinion. Samen met Eddie Denessen, Monique Volman en Linda van den Bergh hebben we nu kernartikelen over gelijke kansen geselecteerd die straks hopelijk net zo succesvol zullen blijken.

Het succes van Op de schouders van reuzen is natuurlijk prachtig, maar het is één kant van de medaille. De keerzijde is dat dit soort initiatieven tot nu toe sterk afhankelijk is van individuen. Kirschner en de redactie van Didactief moesten leuren met hun idee – dat al langer in de kast lag – tot Paul in Finland tegen Harrie van de Ven aanliep, voorzitter van Optimus PO, en ik een gewillig oor vond bij Sander Dankelman van de PO-Raad. Hun energie maakte uiteindelijk mede onze droom werkelijkheid.

Het probleem dat de conceptie van Op de schouders illustreert, is dat er domweg te weinig geld is voor onderwijsonderzoek en al helemaal voor de verspreiding van de resultaten. Dat is toch echt nodig, wil de samenleving iets hebben aan dat onderzoek. Leraren hebben geen tijd voor peer reviewed tijdschriften of saaie online rapporten. Die lezen ze pas als ze door toegankelijke samenvattingen weten dat daar iets voor hen te halen is.

Inspirerend was het pleidooi van Rikkert van der Lans een jaar geleden in Didactief om meer budget uit te trekken voor de sociale wetenschappen. Veel onderzoeksresultaten in bijvoorbeeld de sociale psychologie worden geen tweede keer gevonden, schreef Van der Lans, omdat de metingen te kleinschalig zijn. Maar de kans op herhaling wordt wel degelijk groter als onderzoek uit meer metingen bestaat: een kostbare werkwijze. (Onderwijs)onderzoek kan dus betrouwbaarder – en daarmee waardevoller voor de praktijk – maar dan is er wel meer budget nodig.

 

Complexiteit

In de schoolpraktijk vond Van der Lans overigens nauwelijks gehoor: hoewel het aan populariteit wint, heeft onderwijsonderzoek daar nog steeds een twijfelachtige reputatie. ‘Je kunt altijd wel een onderzoek vinden om je keuze te onderbouwen’, of ‘onderzoekers weten niet wat er speelt’ en ‘praktijkervaring is toch veel belangrijker’. Tot in de burelen van het ministerie van OCW kom je die geluiden soms tegen.

De discussie die in 2018 speelde op de site van het blogcollectief onderwijsonderzoek is een goede illustratie van dit imagoprobleem. Onderwijsonderzoekers werd verweten onvoldoende recht te doen aan de complexiteit van de onderwijspraktijk en de verkeerde vragen te stellen. Ook het manifest van Ellen Klatter en Rob Martens uit april 2019 met een oproep voor ander onderwijsonderzoek past – zij het zijdelings- in die discussie.

Natuurlijk, de werkelijkheid in de klas is vaak complexer dan wat je leest in onderzoeksrapporten. Juist omdat de onderwijspraktijk zo complex is, is het inderdaad heel erg ingewikkeld om uitspraken te doen over de werkzaamheid van interventies of factoren, welke dan ook. Precies de reden dat onderwijswetenschappers vaak een slag om de arm houden: dit werkt in deze context, niet per se altijd en overal of bij iedereen. Omdat het vaak gaat om kleine onderzoeken die geen recht doen aan de complexe schoolpraktijk. Maar ze zeggen wel iets over het voorwerp van onderzoek. En als dat soort onderzoeken vaker herhaald wordt op verschillende plekken, kan een berg data ontstaan die wel degelijk iets ‘bewijst’. Alle brokjes bij elkaar leveren bouwstenen voor het body of knowledge waarmee het wetenschappelijk bouwwerk steviger wordt, zoals ook Christian Bokhove onlangs in Didactief betoogde.

Onderwijswetenschappers waarschuwen dat leraren al te snelle conclusies trekken over vermeende oorzaken en gevolgen. Leraren – het zijn net mensen… – zijn geneigd om logisch lijkende verklaringen te omarmen. Bijvoorbeeld dat kinderen verschillen in leerstijlen. Maar hun analyse is niet altijd correct. Onderwijsonderzoek kan ze door alle factoren uiteen te rafelen, helpen hun beeld van de werkelijkheid te verbreden en te objectiveren. Geduldig onderzoek en analyse van data bieden soms beter zicht op wat er echt aan de hand is.  

 

Multichannel

Blijft de vraag hoe we relevante onderzoeksresultaten de praktijk in krijgen. Alleen een papieren tijdschrift volstaat niet meer, de afgelopen tien jaar is een multichannelverhaal noodzaak geworden. Didactief verspreidt behalve in het maandelijkse magazine óók onderwijsonderzoek en -debat via de website Didactiefonline.nl (circa 300 exclusieve artikelen per jaar). Online hebben we een nieuw publiek aangeboord, dat soms niet eens weet dat het papieren magazine bestaat. Ook verspreiden we onze artikelen via Facebook, LinkedIn en Twitter, en delen we kennis uit onderzoek via congressen (de redactie presenteerde in 2019 onderwijsonderzoek op thema op onder meer het NRO-congres, ResearchED en de NOT). Voor de diverse boeken werken we via cofinanciering. Zo ontstond de vierdelige serie Alles op een rij, praktische handreikingen uit onderwijsonderzoek voor het basis- en voortgezet onderwijs uit samenwerking met het NRO, verscheen Weten wat werkt (essentieel onderzoek voor lerarenopleiders) samen met de Velon, en het reeds genoemde Op de schouders van reuzen met de PO-Raad en schoolbesturen.

Gelukkig zien sommige partijen het nut van al die verschillende verspreidingskanalen. En gelukkig is het aantal abonnees van Didactief stabiel gebleven, en dat is in tijdschriftenland al een prestatie. Maar desondanks krijgen we voor al dit (meer)werk nog net zo veel subsidie (van het NRO, onze grootste fan) als tien jaar geleden (destijds via OCW).

 

Open Access

Eind oktober van dit jaar kreeg verspreiding van onderwijsonderzoek opnieuw een duwtje in de rug: de raden bieden alle leraren in Nederland een jaar lang gratis toegang tot onderwijsonderzoek. Maar het is een illusie dat leraren nu massaal onderwijsonderzoek zullen gaan gebruiken. Tijdschriften die als etalage kunnen dienen, boeken en presentaties om de uitkomsten van onderwijsonderzoek te duiden en verspreiden blijven hard nodig.

Zoals Paul Kirschner samen met ondergetekende al eerder aanstipte (Open de artikelenkluis): voor de meeste leraren en schoolleiders zal een ‘vertaling’ van onderwijsonderzoek ook noodzakelijk blijven. Niet omdat ze dom zouden zijn, maar omdat onderwijsonderzoek doen en de resultaten opschrijven (veelal voor collega-onderzoekers) nu eenmaal een andere discipline is dan onderwijs geven of organiseren. En bij die discipline hoort jargon dat voor de meeste leraren en schoolleiders nog lastig is.

Toegegeven, ook Didactief heeft dat langzaam leren beseffen. Waar ons tijdschrift 50 jaar geleden niet meer was dan een soort nieuwsbrief voor onderzoekers (vol jargon inderdaad), heeft de redactie in de decennia daarna geleerd hoe die vertaling werkt. Soms letterlijk, zoals in de rubriek ‘D-Translate’ waarin we elke maand ingewikkelde termen uit internationaal onderwijsonderzoek vertalen in gewoon Nederlands: service voor de lezers. De droge artikelen uit 1971 zijn geëvolueerd tot interviews met onder meer onderzoekende leraren (in de rubriek ‘Leraar onderzoekt’) en lerarenopleiders (‘Het dilemma van de lerarenopleider’), artikelen worden strenger geredigeerd, slideshows waarin onderzoek op thema wordt gebundeld worden gelikter (kansen(on)gelijkheid bijvoorbeeld, met onderzoek van de afgelopen vijftien jaar).

Eén ding veranderde trouwens nauwelijks: het katern ‘Onderzoek Kort’ fungeert nog steeds als vanouds als compacte etalage. Kort en krachtig vatten onderzoekers of wetenschapsredacteur Bea Ros de belangrijkste conclusies samen; met de service-informatie onder het artikel (die je trouwens bij elk artikel vindt) kan iedereen die er het fijne van wil weten dankzij dit spoorboekje verder.

We zien dat het werkt. Steeds meer leraren gebruiken onderwijsonderzoek en er wordt steeds vaker publiekelijk inhoudelijk over gediscussieerd. Er is steeds meer interesse. U bent het waarschijnlijk vergeten, maar wij niet: in 2010 loofde Didactief vrijkaarten uit aan leraren die de OnderwijsResearchDagen wilden bezoeken. We organiseerden er een panel over onderwijsonderzoek en moesten vaststellen dat er geen leraar op afkwam. Mede dankzij Twitter en sociale media is er veel veranderd. Het Kom over de Brug-programma van de ORD is nu al een paar jaar redelijk succesvol. Wie de jaarlijkse ResearchEd-conferentie bezoekt, staat tussen 650 leraren, op zaterdagochtend om half tien. En ook de NOT biedt meer onderwijsonderzoek in de volgende editie.

Als we het  draagvlak voor onderwijsonderzoek nog verder willen verbreden, hebben we de steun van schoolleiders nodig. En die is niet vanzelfsprekend. Het proefschrift van Annemarie Neeleman (juni 2019) toonde dit jaar aan: schoolleiders vo zijn nauwelijks bezig met onderwijsonderzoek. Ze varen bij de beslissingen om een verandering in gang te zetten vaak op zogenoemde tacit knowledge (kennis uit ervaring) en persoonlijke overtuigingen. Heel waardevol, maar ook wat eenzijdig. Juist de combinatie van tacit knowledge en wetenschappelijk bewijs, toegepast in een lokale context, leidt tot weloverwogen beslissingen.

Dat betekent dat schoolleiders en leraren resultaten uit onderwijsonderzoek moeten bijhouden  en zich actief storten op de vraag wat dit voor hun eigen situatie betekent. Onderwijsonderzoek gebruiken is niet voor luiwammesen.

 

Dit artikel verscheen eerder in De Nieuwe Meso, december 2019.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent