Over de dingen die niet voorbijgaan

Tekst Gert Rijlaarsdam
Gepubliceerd op 23-01-2020
Gert Rijlaarsdam - We hebben een moedige minister van Onderwijs. Hij nodigde een groep leerkrachten en leraren uit om een nieuw leerplan te bedenken, voor alle vakken. Ook voor Nederlands. Die bedenkers stelden zich kwetsbaar en open op: ze legden de tussentijdse resultaten frequent voor aan de beroepsgroep. Je zou denken: iedereen weet er nu van. Toch is dat niet zo. De groep leraren die op de een of andere manier betrokken is geweest, is klein. Er is een enorme verandering op tilt. Die verandering is nodig. Maar wat dreigt is dat het schoolvak volledig dichtgetimmerd wordt. Om dat te voorkomen moeten leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs zich in de discussie mengen.

Nederlands anders? Alarmfase 5

Ach nee, minister. Doe het niet, minister. Nu heb je net zo dapper de ontwikkeling van het leerplan in handen gelegd van leraren, en kom je toch met die oude rituelen van kerndoelen en eindtermen. Als je ziet wat er nu al aan uitwerking ligt, dan gaan we op weg naar een overladen leerplan zonder professionele ruimte. Zoek de oplossing niet in oude rituelen, in van die dingen die nu echt voorbij moeten gaan.

 

De wissel moet om

De ontwikkelteams van Curriculum.nu overhandigden begin oktober de voorstellen aan minister A. Slob (CU). Die reageerde op 9 december. Met een brief van 16 kantjes. De woordwolk in figuur 1 vat de reactie samen.

Figuur 1. Slobs reactie op de voorstellen van curriculum.nu in een woordwolk.


Slob is positief over de voorstellen, maar formuleert een paar bedenkingen. Zo waarschuwt hij voor overladenheid van het leerplan en noemt hij keuzeruimte een punt van aandacht (vet is van Slob). Deze zorg is sympathiek: niet alleen moeten scholen ruimte krijgen om eigen accenten te leggen qua vakinhoud en ‘brede vaardigheden’, maar het moet ook zo zijn dat leraren en teams zelf keuzes kunnen maken. Het uitgangspunt was immers dat ‘slechts’ 70% van het curriculum vastgelegd zou worden, de rest is keuze. Dat past bij een visie waarin leraren zelf deskundig zijn in het medebepalen van wat leerlingen nodig hebben en wat leerlingen kan uitdagen. Leraren aan zet, was het motto waarmee de curriculumherziening startte. Het is waardevol dat het onderwijsbeleid bij monde van minister Slob dit inzicht uitdraagt.

 

De Slobroute: 70% vast

Slob oppert verschillende ideeën om de overladenheid van het leerplan te beperken, opdat scholen en leraren 30% ruimte hebben voor eigen invulling van het onderwijs. De meeste aandacht besteedt hij in zijn brief (zie figuur 1) aan de noodzakelijkheid van kerndoelen, eindtermen en bouwstenen. Kerndoelen noemt ie 64 keer, bouwstenen 17 keer en eindtermen 24 keer. Volgens hem dragen kerndoelen bij aan duidelijkheid over wat wel en niet tot het curriculum behoort. En dan volgt een heel vreemde redenering. Want als niet duidelijk is wat er wel en niet in het curriculum hoort, schrijft Slob, is het voor leraren lastig om keuzes te maken. Het gevolg is, redeneert ie, dat leraren overmatig op de schoolboeken gaan leunen, waardoor de (ervaren) overladenheid toeneemt.

Minister, als je wilt dat de ruimte voor professioneel handelen toeneemt, dat leraren zelf flinke delen van hun leerplan kiezen qua uitwerking, dan bereik je dat niet door het leerplan dicht te timmeren met kerndoelen, eindtermen, en bouwstenen. Die worden binnen de kortste keren omgezet in schoolboeken. Met in de handleiding verantwoordingstabellen, om te laten zien dat elk kerndoel aan de orde is in hoofdstuk zus en zo. Volg het schoolboek, dan ben je zeker van je zaak en scoor je goed bij de inspectie.

 

Minister, zoek naar nieuwe manieren om het onderwijs te inspireren in plaats van het dood te slaan met lijstjes



Veel te veel stationnetjes

Het leerplanvoorstel onderscheidt nu al zeven subdomeinen (‘grote opdrachten’) voor Nederlands, in alle sectoren.
 

Grote Opdrachten:

GO 1: Interactie en een rijk taalaanbod t.b.v. taal- en denkontwikkeling, 
GO 2: Taalbewustzijn en taalleerervaringen,
GO 3: Meertaligheid en cultuurbewustzijn,
GO 4: Experimenteren met taal en vormen van taal,
GO 5: Doelgericht communiceren,
GO 6: Kritisch informatie verwerven, verwerken en verstrekken, 
GO 7: Leesmotivatie en de ontwikkeling van literaire competentie. 

 

Die bepalen het onderwijs Nederlands, vanaf leerjaar 1 tot en met einde vwo. Docenten Nederlands en leerkrachten basisonderwijs die betrokken waren bij feedbackronden, konden zich wel vinden in die domeinen. Er is aandacht voor de relatie tussen taal, denken en leren, voor expressie en creativiteit, doelgericht taal gebruiken, kritisch digitale informatie verwerven en literaire competentie.

Tot en met de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn die zeven domeinen uitgewerkt: rijtjes van kennis en vaardigheden, elk rijtje met vijf tot twaalf elementen. Dat maakt al snel 70 bouwsteentjes. Daar moeten die van de bovenbouw vmbo, havo en vwo nog bij. Slob zegt nu: werk die uit! Dat worden dus wel wat meer dan 70 eindtermen/doelen/dingetjes. Die dingetjes leggen dan maximaal 70% van het leerplan qua vakinhoud vast, want 30% is aan de scholen en docenten.

Reken even mee. In het voortgezet onderwijs zijn er, zeg, drie lesuren per leerjaar. Tweederde (70%) heb je nodig voor het verplichte leerplan (de basis!! de kern!!). Zeg, veertig lesweken per jaar? Dat zijn dan 40*2=80 lesuren per jaar voor het verplichte deel? Daar moet een leerling dan 70 stationnetjes in aandoen? En liefst vaker dan eens? Biedt dit kansen om leerlingen diepgang aan te bieden, uitdaging?

 

Lijstebrij

Lijsten van eindtermen/kerndoelen/stationnetjes moeten er komen, vindt Slob. Alsof het verwerven van taal- en literaire vaardigheid een optelsom is van dingetjes. We weten wel beter: lijsten leiden tot afvinkgedrag, tot overladen schoolboeken en lijstjes die PTA’s heten. Behoed het onderwijs voor de dwangbuis van lijstjes.

Minister! Zorg ervoor, alstublieft, dat er geen schijnzekere los-zand-lijstjes opgediend worden. Bepaal en benoem de terreinen, bied zicht op het eindstation op elk terrein, voor elke fase van de schoolloopbaan van en leerling. Soit.

 

Frisse wind

Een leerplan moet inspireren tot onderwijs. Leerkrachten, leraren, lerarenopleiders, examenmakers, leermiddelenmakers: het leerplan helpt hen na te denken over wat er aan de orde moet komen. Wat we nodig hebben is een nationaal referentiekader van de terreinen en de eindstations van elk terrein: tot waar moeten we leerlingen brengen. We moeten begrijpen wat we in Nederland zullen verstaan onder Experimenteren met taal, bijvoorbeeld, een van de zeven grote opdrachten. We moeten door en door begrijpen welke betekenisverschuiving er kan optreden naarmate leerlingen ouder worden. Die beschrijving moet onderbouwd worden. We moeten weten wat de essentie van creativiteit is, welke verschijningsvormen er zijn welke onderliggende vaardigheden ermee gemoeid zijn, op basis van wat er uit onderzoek bekend is. Als we zouden weten wat begrijpend lezen is, op welke kennis en vaardigheden het begrijpen van een tekst een beroep doet, en wat individuele verschillen zijn binnen klassen in dit soort processen, dan maken schoolboeken met teksten en vragen geen kans meer. Begrip, diep begrip, van de leerling en van de leerstof, is de basis voor bekwaam en bewust handelen in de klas.

Minister, zoek naar nieuwe manieren om het onderwijs te inspireren in plaats van het dood te slaan met lijstjes. Zoek naar andere wegen om de inhoud van het leerplan te communiceren met leraren, ouders en leerlingen. Bedenk nieuwe vormen waarin de essenties publiek gemaakt worden en in discussie blijven. Laat die inzichten in leven blijven doordat anderen er voorbeelden uit de les- en opleidingspraktijk aan toe kunnen voegen. Daar kunnen we onderwijs van maken, leermiddelen, toetsen en examens. Het nationale referentiekader voor alle leraren en leerkrachten Nederlands en taal.

 

Lees ook: Advies curriculum Nederlands van LTN.

Dit stukje kwam tot stand na behulpzaam commentaar van Aleid Stienstra (Gorinchem), Hanneke Gerits (Eindhoven), Tanja Janssen (Amsterdam) en Wilma Groeneweg (Dordrecht). Met dank ook aan de redacteuren van De Kwestie die zich over versies van de tekst bogen en me behoedden voor nog meer onvolkomenheden.

Gert Rijlaarsdam was 17 jaar leraar Nederlands en is lid van het Onderzoeksteam Innovatief Taal, literatuur- en kunstonderwijs.

Dit stuk werd op 10 januari 2020 hier gepubliceerd.

 

Verder lezen

1 Curriculum.nu

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent