'Uitproberen' bestaat niet

Tekst Mart Ottenheim
Gepubliceerd op 14-03-2016
Mart Ottenheim - Als stagebegeleider aan de pabo zit ik veelal achterin de klas, op een veel te kleine stoel, veilig achter mijn laptopje, de klas en de pabo-student te observeren. Onverwacht hinderlijk gedrag van leerlingen of klas wordt veelal bestempeld als 'uitproberen'. Tien jaar terug knikte ik begrijpend. Nu niet meer. 'Uitproberen' bestaat niet.

Studenten van de pabo lopen stage in groep 1 tot groep 8 van de basisschool. Als studie- en stagebegeleider krijg ik vaak te horen dat de leerlingen de stagiaire 'uitproberen'. Men bedoelt dat ze gedrag vertonen bij de pabo-student dat uitblijft bij de mentor. Het gaat meestal om storend gedrag dat voor het eerst wordt opgemerkt na enige weken in de stage en dat wordt opgelost door 'strenger' te zijn of 'consequenter' op te treden. Maar soms werkt dat niet.

Ballonauto's
Als ouder gaf ik eens een gastles op de basisschool van mijn kinderen. Een paar keer per jaar werd daar een vrijdagmiddag opgeofferd aan ouders die workshops gaven: van parfum tot binnenhuisarchitectuur, langs hockey naar ballonauto's. Het team had alle vertrouwen in mij en mijn assistent. We kregen het knutsellokaal toegewezen en 25 leerlingen uit groep zes, zeven en acht. Zes jongens uit groep zes kwamen als eerste enthousiast binnen, ze hadden zich ingeschreven voor een workshop ballonauto's maken. Binnen de kortste keren stonden ze bovenop de knutseltafel te dansen. 'Hoe haal je het in je botte kop', was mijn eerste gedachte. De andere vader keek mij met enige paniek in zijn ogen aan. Gelukkig had ik wat ervaring met lesgeven en was het dansen snel voorbij. Ik sprak regels met de jongens af en beloonde goed gedrag met aandacht en complimenten. Ze hebben anderhalf uur keihard gewerkt en hun ballonauto' s reden uiteindelijk allemaal meer dan vijf meter.

Ik zou het gedrag van deze jongens uit groep 6 kunnen interpreteren als 'uitproberen', maar dat was het niet.
Kinderen gedragen zich vrij willekeurig en wij als volwassenen, opvoeders en leerkrachten, sturen hun gedrag in de gewenste richting. Kleuters in de kring moeten over het algemeen op hun stoel blijven zitten, maar bij de werkles moeten ze leren in de hoek die ze gekozen hebben op het planbord. Als een kleuter gaat kijken bij een andere hoek, wordt hij daar door de leerkracht weggestuurd. Het kind moet doorgaans spelen en leren op zijn eigen plek. Dit is begrijpelijk, want anders wordt het een grote massa kleuters en kan de leerkracht geen onderwijs meer verzorgen. Het is ook jammer, want zo wordt nieuwsgierigheid en leergierigheid de kop ingedrukt. Kinderen hebben hier geen mening over; zij doen gewoon waar ze zin in hebben totdat ze gecorrigeerd worden.

Regels zijn situatieafhankelijk
Voor een ordelijk verloop van de les is het stellen van regels essentieel. Maak niet de fout om het ʻafsprakenʼ te noemen. Bij een afspraak is er een toezegging van beide kanten om zich aan de afspraak te houden. Op school gaat het veelal om regels. Die stelt de leerkracht en leerlingen moeten zich eraan houden. Regels kunnen gedurende de dag veranderen en zijn ook niet voor alle kinderen hetzelfde. Sommige kinderen mogen wel naar het toilet tijdens de instructie, anderen niet. Dat hangt er bijvoorbeeld van af hoe goed een kind zijn plas kan ophouden. Of misschien is een meisje al ongesteld in groep 8. Regels zijn dus flexibel.

Regels zijn ook niet permanent. Bijvoorbeeld: als het stoplicht op rood staat, mag er niet gepraat worden. Maar als het stoplicht op oranje gaat, dan mag er gefluisterd worden. Bij meester Jan mag je harder fluisteren dan bij juf Joke. Dezelfde regels worden dus verschillend gehanteerd door verschillende leerkrachten.

Regels worden ook vergeten. Zeker jonge kinderen onthouden niet alle regels in één keer en laten zich makkelijk afleiden. Dit is geen uitproberen, maar willekeurig gedrag. Elke keer als de situatie in de klas verandert, gaan de leerlingen willekeurig gedrag vertonen. En elke keer moet de leerkracht (of de student) de regels weer herhalen, zodat de leerlingen weten hoe ze zich moeten gedragen.
Situatie 1: De mentor staat voor de klas en de student zit achterin.
Situatie 2: De student gaat lesgeven en de mentor observeert.
Situatie 3: De student staat les te geven en de mentor gaat even weg.
Situatie 4: Als situatie 2 maar dan een ander vak. Etc.

Mijn aanwezigheid in de klas is altijd aanleiding om nieuw gedrag te vertonen. Elke keer wordt de situatie door kinderen als anders ervaren en moet de leerkracht (of student) de regels weer herhalen.

Hetzelfde gebeurt bij lessen in andere lokalen, op het schoolplein of buiten in het bos. De andere locatie zorgt ervoor dat alle regels niet meer geldig zijn en dat de leerlingen weer willekeurig gedrag vertonen. Bij een buitenles worden zelfs zeer ervaren leerkrachten soms plotsklaps geconfronteerd met ongericht gedrag dat het zelfvertrouwen van de leerkracht ernstig kan ondermijnen. Hij of zij ziet voortaan af van buitenlessen. De oplossing is duidelijk. Herhaal de regels die er al zijn en voeg er een paar aan toe om de buitenles in goede banen te leiden. Het verwoorden van je verwachtingen is meestal voldoende om goede resultaten te krijgen. Beloon goed gedrag met complimenten en laat duidelijk merken dat je het gewenste gedrag waardeert.

Sorry voor mijn gedrag
Bestaat 'uitproberen' dan echt niet? Ik kan mij herinneren dat in mijn eigen brugklas vroeger kinderen doelbewust traan- en stinkbommen meenamen naar de lessen van een nieuwe docent. De hele klas wist ervan. Nieuwsgierig wachtten wij af hoe de docent zou reageren. Ik zou dit ook niet onder 'uitproberen' scharen. Dit was gewoon rottigheid uithalen. Bij deze bied ik namens de hele klas onze oprechte excuses aan. 'Dit kon echt niet. Sorry.' Vele van ons kunnen zich dit soort activiteiten levendig voor de geest halen.

Toch denk ik dat 'uitproberen' bijna niet voorkomt op de basisschool en al helemaal niet bij de onderbouw. Het woord zorgt ervoor dat de oorzaak van het gedrag bij het kind gelegd wordt, terwijl het bij de leerkracht ligt. De leerkracht geeft niet genoeg leiding, waardoor de kinderen het willekeurige gedrag kunnen vertonen. Daarnaast zorgt het woord ervoor dat er een zij-tegen-mij-cultuur ontstaat wat tot verwijdering leidt en een breuk in de relatie met de klas.

Laten we het woord 'uitproberen' daarom schrappen uit het basisschooljargon en ons concentreren op de positieve dingen in de klas. Een klas waar humor is, waar geleerd wordt, kinderen elkaar helpen en de leerkracht de kaders helder en duidelijk schept.

Tekst Mart Ottenheim, docent Onderzoek en Natuuronderwijs aan de Hogeschool Leiden – Cluster Educatie – pabo.

Referenties
Victor van Geel. De orde in orde. ThiemeMeulehoff bv 2012
John Jeninga. Professioneel omgaan met gedragsproblemen. HBuitgevers Baarn 2004
Ludo Driessen. Hoe minder te straffen? Een boek over eisen, straffen en belonen voor ouders, leerkrachten en andere opvoeders. Garant uitgevers n.v. Antwerpen – Apeldoorn. 2007.
 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent