Differentiatie weer naar de achterdeur

Tekst Ferry Haan
Gepubliceerd op 14-02-2018
Ferry Haan - Al jarenlang constateert de Onderwijsinspectie dat docenten niet of nauwelijks over differentiatievaardigheden beschikken. Maar volgend jaar niet meer, want dan houdt de inspectie hier mee op.

In het nieuwe toezichtkader zal de inspectie vanaf volgend schooljaar differentiatie niet meer als zodanig meten, meldt Arie Slob, de minister voor basis- en voortgezet onderwijs, onlangs aan de Tweede Kamer.

De reden voor deze verandering is dat de inspectie eigenlijk een te grote broek heeft aangetrokken de afgelopen jaren. Wanneer de inspectie constateerde dat docenten niet differentiëren, dan concludeerde ze dat deze docenten dit niet konden. Dit klopt echter niet, zo blijkt uit extra onderzoek dat het ministerie heeft laten uitvoeren. Het enige dat de inspectie mag constateren wanneer docenten niet differentiëren, is … dat ze niet differentiëren. De conclusie dat docenten dit niet kunnen, klopt niet. Ze kunnen andere didactische keuzes maken.

Misschien oordelen docenten dat het veel verstandiger is om niet te differentiëren. Of ontbreekt de tijd om te differentiëren. Of is het zinloos om te differentiëren.

De conclusie dat differentiatie weer onderweg is naar de achteruitgang, lijkt mij gerechtvaardigd. Net als gepersonaliseerd onderwijs, overigens.

Ik heb nooit begrepen waarom er in Nederland gedifferentieerd zou moeten worden in het voortgezet onderwijs. In het basisonderwijs is dit een ander verhaal. Daar zijn de niveauverschillen in de klas erg groot. Maar het Nederlandse systeem voor voortgezet onderwijs is zo ver ik weet, het meest gedifferentieerde in de wereld. Een 15-jarige heeft in landen als Finland, Amerika of noem het maar op, de keuze uit 1 onderwijsniveau. In Nederland hebben we zeven onderwijsniveaus in de aanbieding: gymnasium, vwo, havo, en vier vmbo-niveaus.

Dit doet geen land ons na.

De wetenschappelijk literatuur over de opbrengsten van differentiëren komt vooral uit landen waar leerlingen tot hun vijftiende in een high schoolsysteem zitten.

Net als in het Nederlandse basisonderwijs zal differentiëren vooral zin hebben wanneer de niveauverschillen groot zijn in een klaslokaal. Maar Nederland heeft zoals gezegd zeven niveaus. Binnen deze niveaus vraagt het ministerie van Onderwijs ook nog eens om differentiatie. Terwijl alle leerlingen daarna wel hetzelfde centrale examen gaan doen. Dit slaat nergens op en de meeste docenten zien dat prima in.

Het ministerie onderschat hierbij ook de weerstand van leerlingen tegen ‘meer doen dan nodig is’. Dit klinkt triviaal en is het ook. Ook de beste leerlingen muiten, wanneer ze door krijgen dat ze meer moeten doen dan andere leerlingen, zonder dat ze hiervoor beloond worden.

Aan de onderkant van het spectrum betekent differentiëren vaak vooral accepteren dat het niet veel beter gaat worden. Differentiëren kan zo verschillen tussen leerlingen vergroten. De discussie over kansengelijkheid wordt zelden naast die over differentiëren gelegd. Het lijkt mij beter om te proberen leerlingen allemaal op hetzelfde goede niveau te krijgen, dan veel tijd kwijt te zijn aan bestendigen van verschillen.

De differentiatie die wel zinvol is, die in tijd, wordt weer mondjesmaat toegepast. Leerlingen eerder examen laten doen, dan volgens het ijzeren examenschema, is zinvol. Waarom moet de havo vijf jaar duren en vwo zes jaar? De experimenten om leerlingen tijd te laten winnen, zijn te prijzen.

Aan de andere kant zou je dan leerlingen die wat langer nodig hebben, ook de ruimte moeten geven. Hier poogt het ministerie echter het aantal zittenblijvers zo veel mogelijk te beperken. Differentiëren in tijd mag, zolang het maar geen geld en tijd kost.

Het wonderlijke is dat de kritiek op het Nederlandse stelsel vanuit het buitenland meestal de vroege selectie betreft. In weinig buitenlanden worden leerlingen al op twaalfjarige leeftijd uit elkaar gehaald. Dit proces zou je een flinke differentiatie kunnen noemen.

Maar het is nog niet genoeg. Leerlingen hebben recht op maatwerk, stelt bijvoorbeeld ook Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad.  Wat maatwerk doet met de (civiele) waarde van een diploma, laat het ministerie van Onderwijs binnenkort ook onderzoeken, zo staat in het regeerakkoord.

De vraag stellen, is hem beantwoorden. Ik ben heel benieuwd wat de consequenties zullen zijn van dit onderzoek voor het toekomstige werk van de Onderwijsinspectie.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent