Kerstboekjes

Tekst Jacques Dane
Gepubliceerd op 07-12-2023
Beeld Jan Koorneef
Kerstboekjes werden bevolkt door ‘vrome jongens en meisjes die een heerlijk sterfbed hadden’ waarop ze jubelend naar de hemel verlangden. De tijd met boekjes waarin ongeloofwaardige geschiedenissen stonden is voorbij. Maar dat betekent niet dat ze voor de lezers van toen en de historische pedagogiek van nu waardeloos zijn. Integendeel.

Na de jaarlijkse kerstviering met warme chocolademelk en een speculaasje op de zondagsschool – en vaak ook op de protestants-christelijke dagschool – kregen leerlingen vanaf de laatste decennia van de negentiende eeuw een kinderboek cadeau. Dit werden zondagsschool- of kerstboekjes genoemd.

Volgens dominee H.P. Schim van der Loeff uit Gouda was het stichtelijke lectuur, door de spannende verhalen geliefd bij kinderen. In zijn studie Onze Zondagsschool uit 1885 noemde hij ze daarnaast nuttig omdat ze leeslust opwekken, verbeeldingskracht en goede smaak ontwikkelen, en weetgierigheid bevredigen. Tot op heden zijn dit de belangrijkste redenen om kinderen enthousiast te maken voor lezen.

Tijdens zijn wekelijkse huisbezoeken constateerde de dominee dat deze boekjes ook ouders bereikten: ‘Talrijk zijn bovendien de gevallen, waarin de ouders de boeken met de kinderen lezen (…). Zoo menige zondagavond wordt er in de huiselijke kring door gewijd, en menige winteravond ziet ook den werkman met ’t Zondagsschoolboek van zijn kind voor zich, genietende van een lectuur, die ook hem zegen aanbrengt.’

Fictieve troost als
balsem voor aanblik
van écht leed

Daar kan onze tijd, die gebukt gaat onder lees- en taalarmoede, een voorbeeld aan nemen. Maar overdreef de dominee niet een beetje? Volgens een enquête uit 1899 over de leesgewoonten van het Nederlandse volk niet. Het enquêterapport meldt dat ‘de werkman’ doorgaans geen boeken kocht; de huishoudportemonnee liet dit niet toe. Maar in de werkmansgezinnen trof men meestal wel de kerstboekjes aan. Deze ‘kinderwerkjes’ werden ‘met zorg bewaard’ en ‘ook door de ouders en andere volwassen huisgenoten’ gelezen.

Als we afgaan op de observaties van de dominee en de enquêteresultaten, dan waren de zondagsschoolboekjes geliefd bij zowel jonge als volwassen lezers. In november 1934 keek Piet IJspaard, journalist bij De Amsterdammer en een van die vele lezertjes, terug op de boekjes uit zijn kindertijd. De verhalen werden bevolkt door dronken, gewelddadige vaders die ‘tot overgave des harten kwamen’, meedogenloze moeders die spijt en berouw toonden en ‘vrome jongens en meisjes die een heerlijk sterfbed hadden’ waarop ze jubelend naar de hemel verlangden.

Volgens IJspaard waren het vooral gedachten ‘van groote menschen, die de kindertjes werden ingegoten’. Die tijd met boekjes waarin ongeloofwaardige geschiedenissen stonden, was gelukkig voorbij, verzuchtte hij. Maar dat betekent niet dat deze boekjes voor de lezers van toen en de historische pedagogiek van nu waardeloos zijn. Integendeel.

De vele stumpers en sloebers – wezen, vondelingen, dronkaards, bedelaars, zieken – die in de zondagsschoolboekjes rondliepen, waren helaas een meelijwekkend onderdeel van de dagelijkse negentiende-eeuwse realiteit. De verhalen boden de lezers juist troost, hoe ongeloofwaardig die soms ook was. De fictieve troost was balsem voor de aanblik van het échte leed.

Theoloog Cees Houtman onderzocht dit beschimpte en vergeten genre. Secuur ontleedt hij in zijn studie Kerst, Pasen en Pinksteren in zondagsschoolboekjes en andere negentiende-eeuwse lectuur voor de jeugd (2022) de inhoud van deze massa-evangelisatielectuur. Zijn belangrijkste conclusie: ‘De verhalen lieten kinderen zien hoe het christelijk geloof gebouwd is op fundamenten als vertrouwen  op God, op de overtuiging dat er een weg is uit hulpeloosheid, verandering mogelijk is, uitzichtloosheid plaats kan maken voor hoop en vergezichten op de vernieuwing van mens en wereld.’

Met of zonder geloof in het kindje Jezus: kerstmis was, is en blijft het feest van troost en hoop.

Jacques Dane is hoofd onderzoek en conservator van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht. Meer columns lezen?

 

Verder lezen?

Jacques Dane, ‘Levi’s eerste kerstfeest – verpakt in antisemitisme.’  Bespreking van: Ewout Sanders. Levi’s eerste kerstfeest. Jeugdverhalen over jodenbekering. Vantilt: Nijmegen, 2017. In: Literatuur Zonder Leeftijd [LZL] 103 (zomer 2017) blz. 236-241.

Jacques Dane en Richard van Schoonderwoerd, ‘Jessica’s eerste gebed. Een protestants stadssprookje?’. In: John Exalto en Fred van Lieburg, Spoken op het kerkhof. Verkenningen van protestantse vertelcultuur (Zoetermeer: Meinema, 2009), blz. 47-65.

Jacques Dane, ‘Het onderwijs op de zondagsschool – een vrucht van de “lange” negentiende eeuw.’ In: George Harinck en Gerrit Schutte (red.), De school met de Bijbel. Christelijk onderwijs in de negentiende eeuw (Zoetermeer: Meinema, 2006), blz. 55-72.

Jacques Dane, ‘Protestantse sprookjes? De Toveracademie en (orthodox-)protestantisme.’ In: Pedagogiek 25 (2005/nr. 4) blz. 299-307.

Jacques Dane, ‘”Goed, Fraai en Goedkoop.” De zondagsschool en de verbeelding van Gods woord (1880-1940).’ In: Arie L. Molendijk. Materieel Christendom. Religie en materiële cultuur in West-Europa (Hilversum: Verloren, 2003) blz. 129-145.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, december 2023.

Verder lezen

1 Onnozele Kinderdag

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent