Gedroomde partners

Tekst Peter de Brock
Gepubliceerd op 19-07-2016
Peter de Brock - Scholen, overheid en lerarenopleidingen hebben ons, ouders, ontdekt. Onze betrokkenheid kan niet alleen onze kinderen hoofdluisvrij houden (of krijgen) maar ook tot betere studieresultaten leiden. Als voormalig organisator van de Haarlemse Avondvierdaagse, gym- en zwemlesvader ging ik op zoek naar het gedroomde samenwerkingsmodel. Verstaan scholen en ouders wel hetzelfde onder samenwerken?

'Wij zoeken nog een vader of moeder met groene vingers, die regelmatig de planten op school wil verzorgen.' De oproep op de kennismakingsavond voor ouders van brugklasleerlingen klonk als een mislukte grap, maar bleek serieus.

De puber zag me al thuiskomen: 'Moet jij eens raden wie de nieuwe plantenvader is?' Mijn groene vinger ging niet de lucht in, ook de overige vaders en moeders staarden naar het plafond. De kennismakingsavond ging uit als een nachtkaars.
lk moest aan de zoektocht naar de plantenouder denken, bij het lezen van twee boeken over ouders en school: Samenwerken aan leren en opvoeden en Samen werken aan schoolsucces. Waarom zijn we die begeerde partner? Ik hoop niet alleen voor de bestrijding van hoofdluis en het verzorgen van de planten.

Intentieverklaringen en databanken
Gelijkwaardige samenwerking tussen opvoeders en professionals vergroot de kans op betere ontwikkeling, ontplooiing en welbevinden van kinderen op school. Het verlenen van vrijwillige hand- en spandiensten door ouders is in Nederland gewoonte. Ouders in het po zijn het meest actief op school. Een kwart helpt er nooit. In het vo en mbo is een minderheid van de ouders bij de school betrokken, in het vo geeft 73% aan nooit actief te zijn. Ouderparticipatie in het mbo is weinig gebruikelijk; het werd van oudsher minder nodig geacht , maar is ook daar de laatste jaren wel in opkomst.

Samenwerken aan leren en opvoeden van Ron Oostdam en Peter de Vries biedt een overzicht van vormen van ouderbetrokkenheid, de effecten en praktische handvatten voor leraren. De auteurs die zich al jaren met het thema bezig houden, baseren zich op onderzoek waaruit blijkt dat betrokkenheid van ouders een positief effect kan hebben op de motivatie van leerlingen en hun prestaties. Zij geven als voorbeeld de positieve resultaten van de inzet van leesmoeders en vaders. Zo ondubbelzinnig ligt dat echter niet: we weten ook uit onderzoek dat er veel van afhangt hoe een school leesouders inzet. Ze leiden niet per se tot betere leesprestaties.

Basisscholen doen vaak een beroep op ouders, bij buitenschoolse activiteiten als schoolreisjes, of op school als leesouder. Scholen en ouders weten elkaar echter vooral te vinden bij problemen. Dit was inderdaad het geval bij onze oudste, die in een 'lastige klas' zat volgens de schoolleiding. Maar bij onze jongste gaat dit niet op. Zij zit in een ideale klas, waar kinderen voor elkaar opkomen. Een klas met zeer betrokken ouders ook, die te pas en oppas klaarstaan voor de juffen. Samenwerken heeft hier ook oog voor: 'Het is van belang dat ouders ook onderlinge contacten hebben en dat gebruik wordt gemaakt van het sociaal kapitaal rondom kinderen.' En inderdaad, in de klas van mijn jongste is er sprake van een groep gelijkgestemde, hoog opgeleide ouders, veelal werkzaam bij de overheid of maatschappelijke en culturele organisaties. Een groep ouders die elkaar ook regelmatig treft buiten school.

Alles in orde dus? Niet helemaal. Die sociale cohesie klinkt aardig, maar betekent ook dat er ouders zijn die buiten de groep vallen. En juffen die daar last van hebben. Ja, wij stonden vorige zomer met tien vaders en moeders tafels en stoelen te sjouwen zodat de vloer tijdens de zomervakantie in de was kon worden gezet, maar de juf van een andere klas moest dezelfde klus klaren met één moeder. Oostdam en De Vries stellen terecht dat de noodzaak tot samenwerking met ouders doorgedrongen moet zijn tot in de vezels van de schoolcultuur en visie van de school. En ja, daar ontbreekt het op onze basisschool net als op veel andere nog wel eens aan. Een ander voorbeeld dat herkenbaar zal zijn: presentaties van projecten die steevast worden gepland op dinsdag of dondermiddag, op het voor werkende ouders onmogelijke tijdstip van 14:00 uur.

Luizenvaders en voorleesmoeders
Wil je meer ouders bij de school betrekken, hoe voorkom je dan dat je alleen de moeders bereikt, hoe krijg je vaders de school in?
Een belemmerende factor is het hoge juffengehalte op de basisschool. Ook bij 'ons' liepen jarenlang slechts twee mannen rond: de conciërge en de directeur. Volgens de auteurs weten de juffen zich meestal geen raad met vaders, ze zitten vast aan traditionele rolpatronen en de meerwaarde van die mannen is onbekend.

Schoolleiders krijgen een aantal simpele vadertips:
- denk na over het taalgebruik in de correspondentie (plaats in de nieuwsbrief niet alleen een vacature voor luizenmoeders!),
- bied meer flexibele contactmomenten aan,
- benadruk het belang van betrokkenheid en participatie voor de ontwikkeling van kind(eren),
- pas de inhoud van activiteiten aan op de leefwereld van vaders,
- organiseer speciale vader-kind activiteiten,
- gebruik de sociale media,
- neem meer mannen aan.

De laatste twee tips lijken mij de grootste uitdaging....

Ouders zijn ook niet zaligmakend, waarschuwt Samenwerken. Kinderen helpen met huiswerk leidt bijvoorbeeld niet per definitie tot positieve resultaten. Soms geeft het te veel druk of zoeken ouders alleen naar concrete antwoorden, zonder rekening te houden met het leerproces van hun kind. Ze zijn ook niet altijd in staat om leermomenten te herkennen en te benutten, zeker als ze zelf een lage opleiding hebben genoten. Bij rekenonderwijs is bekend dat ouderhulp soms negatief kan uitpakken, door gebruik van andere instructies en uitleg dan op school.

Educatief partnerschap
In het VO is betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kind en samenwerking met school van toenemend belang: educatief partnerschap. In Samen werken aan schoolsucces van Mariëtte Lusse en Annette Diender wordt een aantal succesvol geïmplementeerde praktijkcases besproken en handvaten aangeboden, deels gebaseerd op het promotieonderzoek van Lusse, lector bij Hogeschool Rotterdam.

Kleine kinderen worden groot
Eerlijk gezegd haalde ik als vader opgelucht adem bij de overstap van onze oudste naar het vo. Ik hoefde niet langer voorop te fietsen naar zwemles, mee te lopen naar het gymlokaal op de andere locatie of te vergaderen in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de overkoepelende stichting... Mijn kleine kind werd groot, zo ook de afstand tussen mij en school.

Echter, na lezing van dit boek begrijp ik dat wij als ouders nog niet gevrijwaard zijn van betrokkenheid. Niet dat we nu niets meer doen. Integendeel, sinds mijn zoon naar de brugklas is gegaan, zijn de avonduren gevuld met het doorlopen van huiswerk en het overhoren van toetsen. Met de bijkomstigheid dat mijn kennis van wiskunde en Frans er op vooruit is gegaan.

De nadruk op huiswerk dwingt mij in een controlerende en corrigerende rol. Maar betrokkenheid vergt meer, schrijven Lusse en Diender. Alleen maken mentoren vaak niet duidelijk wat zij nog meer van ouders verwachten. Ook nu weer zoeken scholen pas contact bij problemen met prestaties of gedrag. Ouders associëren een bericht van school vervolgens algauw met slecht nieuws. Hoe herkenbaar! Toen afgelopen maand de klassenmentor belde, dacht ik in eerste instantie: wat heeft hij uitgespookt? Er bleek niets aan de hand, ze belde om persoonlijk een afspraak te maken voor het mentorgesprek.

Leiderschap en draagvlak
Hoe ouder de leerlingen, hoe minder vaak ouders school ondersteunen. Als een school dat wil veranderen, stelt dat hoge eisen aan de communicatievaardigheden en houding van mentoren en studieloopbaanbegeleiders. Ze moeten kunnen differentiëren naar de verschillende behoeftes van ouders en concrete en praktische tips kunnen geven. Een hele uitdaging, omdat ze over het algemeen weinig weten over de achtergrond van hun leerlingen, en ouders weinig weten van wat er op school gebeurt. School en thuis zijn twee aparte werelden. Dat is ook de ervaring met onze puber. Vragen over hoe het was op school of over een proefwerk worden steevast beantwoord met 'gewoon', 'ging wel' of 'goed'.

Lussink en Diender beschrijven een experiment op een vmbo-school waarbij de mentor op huisbezoek ging. Dit werd zeer gewaardeerd door de leerlingen, die liever niet hebben dat hun ouders naar school komen. 'Het gaf mij het gevoel dat er echt iemand om mij geeft,' aldus een onderbouw-leerling. Een succes dus, maar de auteurs benadrukken dat huisbezoeken niet afhankelijk moeten zijn van de inzet en betrokkenheid van individuele leraren. Een school die de samenwerking met ouders wil verbeteren, is er niet met het invoeren van losstaande activiteiten. Lusse benadrukt de noodzaak van samenhangend beleid over de hele linie.

Al lezende vroeg ik me af hoe het zit het met dat beleid op de middelbare school van onze eigen puber. Ik heb geen idee. Het is met 1600 leerlingen, van mavo tot tweetalig gymnasium, een van de grootste scholen in de stad. Ik fiets er vaak langs, veel kinderen van buren en vrienden zitten er op. Maar hoe vaak zijn we nu binnen geweest? Op de open dagen, bij het wegbrengen en halen van het introductiekamp, op een informatieavond over computerverslaving en vier keer bij tienminutengesprekken.

Zo'n tienminutengesprek blijft een bijzonder fenomeen. In een propvolle aula met een waardeloze akoestiek mocht ik dit voorjaar aanschuiven bij een van de twee door ons uitverkoren leraren. 'Oh ja... uw zoon,' zei deze met een diepe zucht, die weinig vertrouwen uitstraalde. Theatraal presenteerde hij een heel slecht gemaakt proefwerk: 'Het gaat niet zo goed.' Mijn uitleg over hoe wij (met oog op zijn dyslexie) thuis de woordenrijtjes doornemen werd ter kennisgeving aangenomen. Leertips bleven uit. De resterende negen minuten van het gesprek bleek deze leraar moeiteloos te kunnen vullen met een monoloog tegen het gebruik van mobiele telefoons door zijn leerlingen. 'Ze kijken alleen nog maar op die...' De bel voor de volgende ronde gesprekken klonk als een bevrijding.

Smoel tonen
Bottomline van een effectief bondgenootschap tussen ouders en school wat mij betreft? Goede bedoelingen zijn prachtig maar niet genoeg. Voor waardevolle ouderparticipatie (po) of educatief partnerschap (vo) is overeenstemming tussen alle partijen over begrippen een vereiste. En scholen mogen daarin best wat meer smoel tonen. Als betrokken ouder hoor ik graag wat duidelijker wat scholen van mij verlangen.

Ron Oostdam en Peter de Vries (redactie), ´Samenwerken aan leren en opvoeden´, uitgeverij Coutinho, Bussum, 2014.
Mariëtte Lusse en Annette Diender, ´Samen werken aan schoolsucces´, uitgeverij Coutinho, Bussum, 2014.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent