Utrecht, Agnietenstraat 5

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 30-04-2016
Sjoerd Karsten - Wanneer op 1 mei 1754 een Utrechtse notaris het testament openbaar maakt van Maria Duyst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude, heerst alom verbazing over de inhoud van haar nalatenschap.

Verre verwanten van de excentrieke, pijp rokende, kinderloze weduwe kunnen hun oren en ogen niet geloven: zij blijken niet in de miljoenenerfenis te delen. De adellijke dame schenkt namelijk haar vermogen grotendeels aan drie weeshuizen om intelligente jongens van 15 jaar en ouder een degelijke beroepsopleiding te bezorgen. Teleurgesteld en verward brengt de onterfde familie het praatje in de wereld dat de vrouw slechts schijndood is.

Toch is haar schenking aan armlastige jongeren niet het enige bijzondere aan haar testament. De weeshuizen krijgen niet alleen een grote som geld, maar ook de opdracht om opleidingen op te zetten in technische en aanverwante beroepen. Dergelijke opleidingen bestaan in de achttiende eeuw nog niet. Wie waterbouwkundige, bouwmeester, beeldend kunstenaar of chirurgijn wil worden, moet zelf na de lagere school de nodige kennis en vaardigheden zien te verwerven. Daarom is het plan om opleidingsinternaten voor die beroepen te stichten een revolutionair idee.

Het is geen sinecure voor de weeshuizen om zoiets voor elkaar te krijgen. Elk van de drie stichtingen (fundaties) doet dat op zijn eigen manier, maar slaagt er wonderwel in om goede leraren aan te stellen en daarmee uitstekend onderwijs aan te bieden. De Utrechtse Fundatie pakt flink uit en bouwt eerst een riant pand in de Agnietenstraat met weelderige kamers in barokke stijl. Het gebouw komt vol portretten te hangen van de regenten van de Fundatie, geschilderd door de bekende leermeesters van de kunstenaarsopleiding. De twee andere Fundaties, in Delft en Den Haag, laten het iets minder breed hangen en gaan meteen aan de slag met het onderwijs.

De leerlingen krijgen, heel vooruitstrevend voor die tijd, een brede basis in wiskunde om zich daarna te bekwamen in een beroep. Eveneens nieuw is dat theorie en praktijk gekoppeld worden. Vanwege de eenvoudige afkomst van de meeste leerlingen besteden de internaten veel aandacht aan opvoeding en gedrag. sjoerd karstenToewijding, plichtsbesef en gehoorzaamheid aan meerderen, maar ook zelfvertrouwen en zelfstandigheid worden zeer belangrijk gevonden. Dat wil nog wel eens botsen. Ernstige overtredingen worden bestraft met huisarrest, inhouding van zakgeld of opsluiting in het ‘cachot’. Soms dreigen de regenten zelfs met terugplaatsing naar het weeshuis. Enkele Utrechtse leerlingen die dat daadwerkelijk overkomt, worden in het kindertehuis genadeloos gepest met het feit dat zij hun kansen zo verspeeld hebben.

De selectie van leerlingen is evenmin een gemakkelijke opgave. De weduwe heeft alleen aangegeven dat de ‘verstandigste, schranderste en bekwaamste jongens’ uit de weeshuizen in aanmerking komen. Soms krijgen de leerlingen in het weeshuis een paar maanden les van de instructeurs van een Fundatie voordat over hun toelating wordt beslist. In Utrecht wordt een aparte kweekschool gevestigd. Dat blijkt een effectief selectiemiddel. Toch gaat het niet altijd om de meest briljante leerlingen. In Delft wordt bijvoorbeeld een tengere jongen met middelmatig verstand uitgekozen. Dat maakt hem voor veel beroepen ongeschikt. Maar als blijkt dat hij best Latijn kan leren, wordt besloten hem op te leiden tot chirurgijn. Door ijverig boeken te lezen en wat operaties bij te wonen zou die jongen er volgens de regenten wel komen. Vaak is het ook een kwestie van goede connecties en dat hebben die regenten.

Aan het begin van de twintigste eeuw verandert het beleid. Weeshuizen verdwijnen uit beeld. Het rekruteringsgebied droogt daarmee op. De Fundaties leggen zich voortaan toe op het louter verstrekken van ‘studiebeurzen’. Rond 1950 wordt ook voor meisjes en buitenlanders het beurzensysteem opengesteld. Nog steeds wordt over de beurzen uit de nalatenschap van de eigenzinnige dame beslist in de rijkversierde regentenkamers, vol schilderingen en pronkstukken van leerlingen uit vorige eeuwen. Daarmee wordt bewaarheid wat op een van de gevelstenen staat: ‘Hier leeft Maria Duyst, onsterflyk door haer sterven.’

Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.

Deze column verscheen in Didactief, april 2016.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent