Onderzoek

Lesvideo's

Tekst Brechje Hollaardt & Gjalt Prins
Gepubliceerd op 23-01-2018 Gewijzigd op 24-01-2018
Beeld John Voermans
Biologiedocent Arjan de Graaf maakte met collega’s korte lesvideo’s die leerlingen zelfstandig in de les kunnen bekijken. Motiverend, maar levert het ook betere resultaten op?

‘Deze manier van video maken is voor iedere docent te doen,’ vertelt Arjan de Graaf, biologiedocent van het Bonhoeffercollege in Castricum. Samen met de Universiteit Leiden zette hij binnen zijn school een docentontwikkelteam (DOT) op. Hierin werkt hij sinds 2015 met collega’s aan gedifferentieerde lessen met behulp van korte video’s.

De docenten begonnen met het inrichten van de lessen volgens de aanpak van Hanna Westbroek (UL) en Fred Janssen (VU): ze haalden de taak naar voren en boden de leerlingen daarna maatwerk. ‘Leerlingen beginnen nu met een taak, die zes tot twaalf lessen beslaat en waar ze zelfstandig doorheen gaan. Bij het thema “erfelijkheid” is de leerling bijvoorbeeld een dokter die patiënten met een bepaalde erfelijkheidsvraag ontvangt. Het is aan de leerlingen om deze vragen te beantwoorden.’

Samen in een DOT

Tijdens de DOT-bijeenkomsten kijken de docenten telkens hoe de lessen gaan. ‘We zijn al op ontzettend bruikbare ideeën gekomen. Zo vertelde een docent dat Arjan de Graafleerlingen drie lessen lekker hadden gewerkt, maar dat het in de vierde les een beetje aan het verwateren was. Toen gaf iemand de tip: deel de taak op in deeltaken en schakel na een paar lessen over op een nieuwe deeltaak. En bouw eventueel een “go/no go” in, waarbij je na bijvoorbeeld drie lessen een resultaat wilt zien. Of gebruik kleurtjes, zodat je per deeltaak ziet wie waar is.’

Al snel kwamen de video’s erbij. ‘Ze zijn drie tot acht minuten lang. Simpele, kale animaties: er wordt een vraag gesteld en die vraag wordt verhelderd met beeld.’ De docenten maken de korte video’s met Keynote, een eenvoudig computerprogramma, vergelijkbaar met Powerpoint. ‘De animatie is niets meer dan stem, tekst, afbeeldingen en dingen die verschuiven. Iedere docent kan zo’n video in twee tot drie uur maken.’

Leerlingen bepalen zelf of en wanneer ze filmpjes bekijken

Kale problemen

Voor het maken van de video’s stelden de docenten eerst samen vast wat de inhoud zou moeten worden. ‘Daartoe heb ik een uitgebreid vooronderzoek gedaan op basis van de literatuur over het lesonderwerp en alle examenvragen hierover vanaf 1974. Die examenvragen heb ik gerangschikt naar dertien soorten probleemtypes. Samen hebben we de meest “kale” problemen over een onderwerp geformuleerd. Binnen erfelijkheid kwamen we onder meer uit op “een monohybride kruising met een gen op een autosoom” en “een stamboomanalyse”. Die probleemtypen vormen de basis van de video’s.’

Vervolgens keken de docenten hoe het probleemtype in de video terug moest komen. ‘Ons uitgangspunt was telkens dat de video’s doelmatig, methode-onafhankelijk én gemakkelijk te realiseren moesten zijn. Voor het thema erfelijkheid zijn nu veertien video’s zo goed als klaar. Proefversies zijn beoordeeld door mijn collega’s in de DOT en vakdeskundigen en getest in een examenklas.’

Dit is trouwens geen ‘flipping the classroom’, benadrukt De Graaf. ‘Bij flipping the classroom bekijken leerlingen een video als huiswerk en gaat de docent in de volgende les erop door, vaak in een actieve lesvorm. Hier gebeurt alles in de klas.’

Nulmeting zonder video’s

Om te bepalen of de lessen met video’s ook betere resultaten opleveren, werkt De Graaf aan een nulmeting. ‘Ik heb bekeken wat vooraf de verwachtingen waren van de docenten en hoe de lesontwerpen zijn veranderd door de video’s. Misschien laat een docent nu bepaalde stappen weg. Mogelijk hoeft hij minder tijd te besteden aan een algemene uitleg en kan hij meer tijd besteden aan het beantwoorden van specifieke vragen over de taak. Ook kan het zijn dat een docent de taak moeilijker en uitdagender maakt, omdat leerlingen extra hulp kunnen krijgen in de vorm van video.’

Om antwoord te vinden op deze vragen neemt De Graaf enquêtes en individuele interviews af, zowel onder docenten als onder leerlingen.

Niet loslaten

De eerste reacties van leerlingen zijn positief. ‘Ze ervaren meer keuzevrijheid. Ze kunnen ervoor kiezen om de uitleg van de docent niet te volgen als ze denken dat ze de les al begrijpen. Mochten ze daar spijt van krijgen, dan kunnen ze alsnog de video bekijken of het boek lezen.’ Eén groep blijkt extra blij met de video’s als hulpbron: leerlingen met dyslexie. Zij hebben ineens een alternatief voor het lesboek.

Ook de docenten zijn enthousiast. ‘Het is alleen niet altijd makkelijk op de lange termijn. Eén les gaat wel, maar als je tien lessen achter elkaar geeft, dan is het soms lastig om grip te houden, bijvoorbeeld omdat er lessen uitvallen. Dan zit je daar met je mooie lessenserie.’

Maar de voordelen lijken op te wegen tegen de nadelen. ‘We merken bijvoorbeeld dat we leerlingen minder aan de hand hoeven te houden. Meer differentiëren betekent niet dat je leerlingen na tien lessen los kunt laten. Zo werkt het nu ook weer niet. Maar we zijn ons er bewuster van dat leerlingen het prettig vinden om meer controle te hebben over de voortgang en diepgang. Daar houden we op deze manier rekening mee.’

Kijk mee!
Bekijk lesvideo’s van Arjan de Graaf op YouTube: ‘Stamboomanalyse gen op autosoom’ en ‘Stamboom gen op geslachtschromosoom’. De video’s zitten nog in de testfase.

Dit artikel verscheen in de special Gek op kennis, Didactief januari 2018. Deze special is gemaakt in opdracht van en met een financiële bijdrage van het Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht.

Verder lezen

1 Gek op kennis

Click here to revoke the Cookie consent