Armoe troef in het kansenbeleid

Tekst Paul Jungbluth
Gepubliceerd op 07-03-2017
Paul Jungbluth - Ingewijden verwachten dat er na de komende verkiezingen meer kansenbudget los komt. Maar wat gaan we ermee doen?

In onderwijsland is niet ieder gelijk, daar moet immers worden gedifferentieerd. Hoe? Een eeuw geleden was het helder: het leerplan moest aangepast aan de wijk waarin de leerling woont. En natuurlijk aan diens sekse. In die traditionele opvatting hoefde lang niet iedereen leren zinsontleden, begrijpend leren lezen, laat staan leren werken met naald en draad. Ieder hoorde in zijn eigen hokje met eigen receptuur, sociaal bepaald.

Tegenwoordig weten we beter, ten minste in theorie. In het kansenbeleid is differentiatie juist nodig omdat er bij een grote groep leerlingen moet worden gecompenseerd voor wat thuis ontbreekt. Extra intensief onderwijs dus en direct reageren als leerstof niet wordt opgepikt: compenseren en remediëren, desnoods buiten de normale schooluren of schooldagen. Zulk compensatie-onderwijs betekent: afscheid nemen van het idee dat grote groepen leerlingen het toch niet zullen halen, afscheid nemen van lage leerdoelen voor leerlingen uit achterstandsgroepen. Extra aandacht juist voor kansarme groepen en natuurlijk vraagt dat extra budget voor de scholen waar ze zitten.

Kansenongelijkheid

In grote delen van het onderwijsveld is het afscheid van de traditie en het omarmen van de kansenstrategie nog niet gelukt. Dat blijkt uit de almaar voortdurende kansenongelijkheid. Ongeveer drie keer vaker dan de kansrijken zitten kinderen uit het laagste inkomenskwartiel in de laagste typen van het voortgezet onderwijs. En omgekeerd zit het kroost van de kwart best verdienende ouders drie keer vaker in de hoogste schooltypen. Dat meldt het ministerie nog in 2010. Er volgt op dat bericht dan geen groot verhaal, zoals dat wel gebeurde in de jaren zeventig en nog lang daarna. Niet over de onwaarschijnlijkheid van een zo rigoureuze talentenverdeling. Niet over de kennelijke ondeugdelijkheid van het aangeboden onderwijs. Niet over de noodzakelijke herbeleving van het kansenbeleid, dat er intussen wel bij ligt als een kwijnend vogeltje.

Want dat is helaas wel het geval. Rond 1975 startte minister Van Kemenade een aanvullende financiering van scholen met veel kansarme leerlingen. Hij dacht toen aan iets tijdelijks want de landelijke onderwijsvernieuwing uit zijn Contourennota zou aan de kansenongelijkheid een einde maken. Dat laatste is niet gelukt en de scholenfacilitering bestaat nog voort in de vorm van de ‘gewichtenregeling’, zij het intussen enorm afgezwakt.

Wie is er volgens die regeling vandaag nog kansarm? Niet wie ouders heeft met een diploma in het mbo of hoger, en zulke ouders heeft bijna iedereen. De meeste ouders van nu vielen onder een leerplicht tot hun achttiende. Dat maakt het haast onmogelijk om niet minstens één onderwijsdiplomaatje te halen. En dus zijn er officieel nog maar heel weinig kansarmen meer. Mocht je toch kansarm worden bevonden, dan zijn er nog minstens drie lotgenoten nodig in een klas van twintig, wil er werkelijk geld gaan vloeien naar de school. Dat heet in de regeling de ‘drempel’. Zo mager is dus inmiddels het kansenbeleid, zo weggezakt ook het kansenbudget.

Poverty and opportunity

Ingewijden verwachten dat er na de komende verkiezingen meer kansenbudget los komt. Het ministerie gaf alvast opdracht aan het CBS om uit te zoeken hoe je vandaag kansarme leerlingen statistisch het best kunt identificeren en op welke scholen je die dan aantreft. Het CBS hanteert een ruimere definitie van kansarmen. Met veel statistisch vernuft heeft het zijn studie nu rond. In vergelijking tot wat we al wisten, biedt het niet zo heel veel nieuws. Belangrijker is, dat het CBS demonstreert dat je scholen zelf voortaan niets meer hoeft te vragen. Geen administratieve overlast voor scholen voortaan en dus ook geen prikkels tot fraude. Het CBS weet alles al over ouders, vult het anders wel vernuftig aan en het garandeert anonimiteit.

Niet heel de statistische voorraadschuur van het CBS blijkt uiteindelijk nodig om te zien welke school ondersteuning behoeft. Als je wilt, kun je het zelfs heel eenvoudig houden. Bij voorbeeld door alleen te kijken naar het gezinsinkomen, zeg maar het aantal kinderen in armoede. Ook dat heeft het CBS op nader verzoek uitgezocht en het heeft (in zijn technische basisrapport) laten zien dat dat inderdaad ook zou werken en de informatie ligt paraat. Zou je dat doen, dan hoef je geen kwaad woord te zeggen over ouders, geen verholen verwijten, geen stigmatiserende burgerlijk-culturele stempels, niks over etniciteit, gewoon overstappen naar wat nu ook elders in de westerse wereld gangbaar is: poverty and opportunity. Dan komt het geld heus op de juiste plek. Kansenbeleid inbedden in armoedebeleid zou wel zo nuchter zijn. Wat mij betreft: aan te bevelen dus. (Toegegeven: het was een minderheidsstandpunt in de begeleidingscommissie van het CBS.)

Standenonderwijs

Of nu al dat gestudeer ook helpt om een substantieel kansenbudget los te maken dadelijk, of het achterstandsregio’s in lijn brengt met nu veel ruimer gefinancierde grote steden, of het scholen aanzet tot effectief kansenbeleid, geen idee. Of het voortaan van onderwijskundige differentiatie een werkelijk remedieel en compensatorisch kansenrecept maakt of dat achter die formule een moderne variant schuil blijft gaan van nauwelijks verholen standenonderwijs? Of kansarme leerlingen straks wel perspectief en vertrouwen krijgen op een gelijkwaardige start? Je zou het toch hopen.

Voorlopig moeten kansarme leerlingen – zo meldt de onderwijsinspectie zelf – het vaker doen met minder professioneel onderwijs. Voorlopig worden in het onderwijs naast alle geëngageerde en effectief werkende leerkrachten ook velen ingezet die kwalitatief niet aan de maat zijn. Voorlopig kan elk schooltje zich desgewenst verkopen met verzonnen reclame. En voorlopig twijfelen kansrijke ouders zozeer aan de onderwijskwaliteit voor het eigen kroost, dat ze minstens zoveel budget uit eigen zak bijlappen voor ondersteuning, remediëring en huiswerkbegeleiding, als wij samen aan kansarmen besteden. Armoe troef.

Paul Jungbluth is onderwijssocioloog en gepensioneerd maar nog verbonden aan de Universiteit Maastricht, Educatieve Agenda Limburg.

Meer op www.jungbluth.nl

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent