Geschiedenisleraren op zoek naar essentie van het vak

Tekst Cees van der Kooij en Ton van der Schans
Gepubliceerd op 28-03-2017
Bij de Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) zijn ruim 2000 geschiedenisdocenten aangesloten. Sinds 2015 is binnen de vereniging een project gestart om te komen tot de formulering van de essentie van geschiedenisonderwijs. Op 11 maart 2017 presenteerde de VGN een flinke stap in dat project.

Bij de Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) zijn ruim 2000 geschiedenisdocenten aangesloten.. De vereniging telt een aantal commissies die specifiek gericht zijn op verschillende onderwijstypen: de commissie PA-BO, de VMBO-commissie, de HAVO-VWO-commissie, de commissie Lerarenopleidingen,  de commissie Nieuwe Leraren en de commissie Wereldgeschiedenis. Vakinhoudelijke studiedagen worden georganiseerd door de Didactiekcommissie. De VGN heeft de website www.vgnkleio.nl, verzorgt regelmatig nieuwsbrieven en maandelijks het maandschrift Historie Gesignaleerd over wat er in een maand gepubliceerd is op het gebied van geschiedenis en geschiedenisonderwijs. In 2017 organiseert de VGN voor de derde keer een landelijk congres over het vak geschiedenis met als thema burgerschapsvorming.

In juni 2015 besloot het bestuur om binnen de vereniging een gedachtewisseling te ontwikkelen over de visie op eigentijds geschiedenisonderwijs. De opzet en organisatie van dit interne discours werd in handen gelegd van een nieuwe, tijdelijke commissie, de commissie VISIE.

Als doelgroep van het debat werd in eerste instantie gedacht aan de eigen leden, maar daarnaast werd ook gedacht aan beleidsmakers en curriculumontwerpers , die de taak hebben nieuwe curricula en examenregelingen te ontwikkelen.

In het kader van de afbakening van de taken op onderwijsgebied (commissie Dijsselbloem) bepaalt de overheid de inhoud van het onderwijs: het  ‘wat’ . De onderwijsgevenden bepalen de manier waarop dat ‘wat’ in de lessen aan de orde komt:  het ‘hoe’. De inhoud van het geschiedenisonderwijs ligt vast  in door de overheid opgestelde kerndoelen en eindtermen voor het primair onderwijs en voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en in de examenregelingen voor VMBO 4 en voor de havo-vwo-bovenbouw. De examenregelingen zijn recentelijk herzien; de kerndoelen stammen uit 2006. Bij de invoering van kerndoelen in 1993 is afgesproken dat herziening om de vijf jaar plaats zou vinden. Dat gebeurde in 1998 maar daarna pas weer in 2006 en sindsdien is er niet meer geëvalueerd.  Wel is er het nodige gediscussieerd over de taakverdeling tussen de overheid en het onderwijs. Staatssecretaris Dekker heeft recentelijk in een brief aan de Tweede Kamer (d.d. 16:22-12) het voornemen geformuleerd om in de curriculumontwikkeling docenten een  hoofdrol te geven. Dit voornemen sluit uitstekend aan bij het beleid van het VGN-bestuur.  

De eerste fase van het visieproject: Bij de Tijd 1

De commissie VISIE richtte zich op de commissies binnen de VGN en organiseerde raadplegingen van geschiedenisdocenten in Leeuwarden, Nijmegen, Utrecht, Amsterdam en  Eindhoven. Voorop stond de inventarisatie van kernpunten betreffende het geschiedenisonderwijs die vormgegeven konden worden in koersuitspraken. De start lag vanzelfsprekend bij de doelen van het geschiedenisonderwijs met als paraplu de begrippen historisch besef en historisch denken en redeneren.

Tot die doelen wordt gerekend het totaalpakket aan historische kennis, historische vaardigheden en historische interesse. Leerlingen leren over historische feiten, begrippen en de chronologie. Maar tevens leren ze om historische personen en gebeurtenissen te plaatsen in een historisch context (contextualiseren). Bij die kennis hoort ook inzicht in de aard van historische kennis. Interpretaties zijn namelijk gebaseerd op historisch bewijs.

Schema Van Boxtel-Van Drie uit Bij de Tijd 2

De belangrijkste vaardigheid in het geschiedenisonderwijs is de vaardigheid om historische verschijnselen en bronnen beargumenteerd te onderzoeken en te analyseren. En voor de ontwikkeling van historische interesse is de oefening in het stellen van historische vragen van groot belang. Dit alles resulteert in de vaardigheid om historisch te redeneren over o.m. continuïteit en verandering, oorzaak en gevolg en overeenkomsten en verschillen.

De discussies over de doelformuleringen resulteerden in de koersuitspraak

Historische denk- en redeneervaardigheden helpen leerlingen tot betekenisvolle en bruikbare historische kennis te komen, een historisch perspectief in te nemen en kritisch om te gaan met verhalen over het verleden.

Hierbij werd tevens aangegeven dat het ontwikkelingsproces om te komen tot historisch denken en redeneren een bijdrage levert aan de ontwikkeling van algemene vaardigheden als informatievaardigheden, onderzoekvaardigheden, taalvaardigheden en het vermogen tot kritisch denken. Dit sluit aan bij de recente pleidooien om de algemene vaardigheden in het onderwijs te koppelen aan vakgebieden en ze niet los van die vakgebieden aan de orde te stellen.

In de verdere inventarisatie werd veel aandacht besteed aan:

  • Een referentiekader voor historische kennis met o.m. als koersuitspraak:

We kunnen geen verantwoord beeld vormen van de historisch-maatschappelijke werkelijkheid zonder een gedeeld referentiekader. Een vanuit de discipline geschiedenis en de huidige maatschappelijke context beredeneerde selectie van relevante gebeurtenissen, personen en chronologie is onmisbaar om de hoofdlijnen van de geschiedenis concreet te maken en zaken in de tijd te plaatsen.

  • Oriëntatiekennis als basis voor historisch denken en redenerenmet o.m. als koersuitspraak:

Oriëntatiekennis -  kennis van historische feiten, begrippen en chronologie -  is nodig om te kunnen contextualiseren, de gebeurtenissen te verklaren of vergelijkingen te maken tussen heden en verleden.

  • Een doorgaande lijn in het geschiedenisonderwijs van primair onderwijs naar de bovenbouw van het voortgezet onderwijs met o.m. als koersuitspraak:

De manier waarop herhaling en verdieping in de doorgaande lijn van het totale geschiedenisonderwijs inhoud krijgen, is toe aan een grondige herziening.

  • De toetsing met o. m. als koersuitspraken:

In de eindtoets van het basisonderwijs moet wereldoriëntatie (inclusief geschiedenis) een verplicht onderdeel worden.

Geschiedenis moet onderdeel blijven van centrale toetsing om landelijk het niveau te halen waaraan leerlingen moeten voldoen

  • De bijdrage van geschiedenisonderwijs aan burgerschapsvorming met o.m. als koersuitspraak:

Om als burger te kunnen participeren in de huidige en toekomstige samenleving, is het belangrijk historische en hedendaagse kennis in hun onderlinge samenhang te verwerven. Bijvoorbeeld over politieke, culturele en maatschappelijke systemen, netwerken en staatsvormen.

  • Samenwerking met andere vakken met o.m. als koersuitspraak:

Samenwerking met andere vakgebieden kan een zinvolle aanvulling zijn op de beoogde, op chronologie gebaseerde, kennisbasis en op historische denk- en redeneervaardigheden.

Duidelijk kwam naar voren dat er behoefte was om binnen de officieel vastgestelde curricula tijd en ruimte te reserveren om als docent actuele onderwerpen, lokale, regionale, Europese of wereldonderwerpen en samenwerkingsprojecten met ander vakgebieden om te zetten in lessen en lesmateriaal.

Op het tweede Congres van de VGN in 2016 werd het boekje Bij de Tijd door het schoolvak geschiedenis. Een visie van geschiedenisdocenten op hun vak (ISBN 978-90-825116-0-4) gepresenteerd. Dat was tevens de start voor een volgende stap in het proces op zoek naar de essentie van het geschiedenisonderwijs: een poging om de koersuitspraken in Bij de Tijd 1 te concretiseren.

De tweede fase van het visieproject: Bij de Tijd 2

In de tweede fase van het visieproject is een uitgebreide vragenlijst, gebaseerd op de koersuitspraken in Bij de Tijd 1, voorgelegd aan alle VGN-commissie en ook aan een achttal hoogleraren, lerarenopleiders en vakdidactici. De opdracht was op basis van de vragenlijst de koersuitspraken uit Bij de Tijd 1 te concretiseren en uit te werken. Enerzijds ging het om verdere concretisering van opvattingen en wensen van geschiedenisdocenten, anderzijds was de verwachting dat via deze inventarisaties richtinggevende uitspraken voor curricula-ontwerpers geformuleerd konden worden.

Alle reacties werden verzameld, waardoor veel materiaal verkregen werd voor de verdere doordenking van doel, functie en inrichting van het geschiedenisonderwijs. Opvallend vaak kwam in de reacties het begrip ‘betekenisvol’ voor, veelal in verbinding met het heden en met pleidooien voor meer tijdvakoverstijgende (diachrone) onderwerpen.

De reacties werden gebundeld in Bij de Tijd 2 (ISBN 978-90-72531-00-1), dat gepresenteerd wordt op het derde Congres van de VGN in Den Haag op 10 maart 2017. In deze publicatie worden in acht hoofdstukken de opvattingen en wensen uit de commissies en de deskundigen samengevat en zijn bouwstenen geformuleerd die richting geven aan de verdere doordenking van aspecten van de visie op geschiedenisonderwijs, te vertalen in uitgangspunten voor curricula.

Uitgangspunt – hoofdstuk 1 – is opnieuw historisch besef en historisch denken en redeneren met een sterke nadruk op de samenhang van verleden-heden-toekomst en op de verschillende dimensies van het geschiedenisverhaal. Met o.m. de volgende bouwstenen:

  • In betekenisvol geschiedenisonderwijs worden leerlingen voortdurend uitgedaagd relaties te leggen tussen verleden, heden en de toekomst (bestaansverheldering).
  • Kenmerkend voor het schoolvak geschiedenis is dat er tegelijkertijd vanuit meerdere dimensies naar samenlevingen wordt gekeken, zoals : politiek, sociaal, economisch, godsdienstig, cultureel, geografisch, ecologisch, technologisch met aandacht voor de wisselwerking daartussen.

Het tweede hoofdstuk gaat over historische kennis, met ook hier de nadruk op de verbinding met het heden en voorstellen voor een opbouw:

  • Historische kennis staat altijd in dienst van inzichten en vaardigheden die tot historisch besef dienen te leiden als middel om het heden te begrijpen.
  • In het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs ligt meer nadruk op het verwerven van een chronologisch referentiekader. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs ligt meernadruk op historisch denken en redeneren over historische kwesties.

Het derde hoofdstuk bevat de reacties op de onderwerpen ordeningskader en doorgaande leerlijn met o.m. de bouwstenen:

  • In een nieuw curriculum wordt uitgegaan van de chronologie als ordeningskader om zich in de tijd te oriënteren, kortom om ‘thuis te raken in de tijd’.
  • In een nieuw curriculum moeten daarnaast meer diachronische ontwikkelingen een plaats krijgen.
  • Voor de start in het voortgezet onderwijs moeten er meer handreikingen komen om de principes van herhaling en verdieping op het gebied van kennis en vaardigheden handen en voeten te geven. Enerzijds door afspraken te maken over de manier waarop de kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken en de canonvensters en de historische vaardigheden in het primair onderwijs aan de orde komen. Anderzijds door hulpmiddelen te ontwikkelen om in het voortgezet onderwijs per tijdvak de beginsituatie van de leerlingen in kaart te brengen, zodat duidelijk is waarop voortgebouwd gaat worden.

Reacties over het onderdeel persoonsvorming zijn verzameld in hoofdstuk 4 met o.m. de volgende bouwstenen:

  • Geschiedenis  is een grote verzameling voorbeelden van menselijk  gedrag. Geschiedenis beïnvloedt het denken over waarden, houdingen, overtuigingen en daarmee ook het eigen gedrag en dat van anderen. Geschiedenis is ook een bron om over na te denken.
  • In het curriculum krijgt waardenoriëntatie een vaste plaats. Tijd- en standplaatsgebondenheid leert dat omgaan met geschiedenis niet waardenneutraal is. Dit onderdeel vanhistorisch besef vormt mede onze identiteit en helpt om jezelf, je familie, de mensen in de samenleving en gebeurtenissen in de wereld beter te begrijpen en te waarderen.

In hoofdstuk 5 staat de bijdrage van het geschiedenisonderwijs aan burgerschapsvorming centraal met o.m. de volgende bouwstenen:

  • In de geschiedeniscurricula gaat burgerschap over de verhouding van het individu tot de samenleving in historisch perspectief. Goed begrip van burgerschap kan niet zonder historisch besef.
  • In de geschiedeniscurricula ligt de nadruk op het politieke aspect van burgerschap. De uitwerking ervan kan betrekking hebben op de school, de gemeenschap, het dorp, het platteland, de stad, het land, Europa en de wereld.

Toetsing komt aan de orde in hoofdstuk 6 met o.m. de volgende bouwstenen:

  • De meest vergaande en gewenste vorm van toetsing is die toetsing waarbij historisch denken enredeneren daadwerkelijk aan de orde is en relaties gelegd worden tussen verleden, heden en toekomst .
  • Centrale toetsing behoort tot de mogelijkheden aan het einde van PO en aan het einde van onderbouw VO. Aan het einde van de bovenbouw vo (havo/vwo en 2e fase vmbo) kunnen kennis en vaardigheden integraal worden getoetst in een essayvorm.

Hoofdstuk 7 bevat de reacties op het onderdeel samenwerking met andere vakken met o.m. de bouwstenen:

  • Samenwerking van geschiedenis met andere vakken krijgt vorm in vakoverstijgende thema’s en projecten. Afhankelijk van de gekozen thema’s of projectenkan die samenwerking met alle schoolvakken plaatsvinden. Geschikte onderwerpen daarvoor zijn o.m. burgerschap (de ontwikkeling van het politieke systeem), migraties, religies, oorlogen & vrede.
  • Voorwaarden voor dergelijke samenwerkingsthema’s en projecten zijn enerzijds de consequente aandacht binnen die thema’s en projecten voor de ontwikkeling van historisch tijdsbesef en van historisch denken en redeneren, maar ook voldoende tijd en ruimte voor de docenten om dergelijke thema’s en projecten te ontwikkelen.

Het slothoofdstuk van Bij de Tijd 2 gaat over randvoorwaarden voor goed geschiedenisonderwijs: het stimuleren van vakdidactisch onderzoek , de opleiding van docenten, bevoegde docenten voor de klas, nascholing met faciliteiten en een baanopbouw, die naast het geven van lessen duidelijk tijd en ruimte biedt voor voorbereiding en evaluatie van lessen en voor het ontwerpen van lesmateriaal en lesprogramma’s. De VGN, als vertegenwoordiger van de geschiedenisleraren, zal zich inzetten om samen met het ministerie van OCW kerndoelen en eindtermen periodiek te evalueren.

De publicatie  bevat verder nog een begrippenlijst en een lijst met inspiratiebronnen.

In de vorm van een Manifest is de essentie van de inhoud van Bij de Tijd 2 als volgt samengevat.

In Bij de Tijd 2 wordt de derde fase van het visieproject aangekondigd: werkgroepen bestaande uit docenten, vakdidactici en deskundigen gaan aan de slag om de bouwstenen uit Bij de Tijd 2 om te zetten in hoofdlijnen voor curricula voor het primair onderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Deze derde fase zal resulteren in Bij de Tijd 3.

Verder lezen

1 Een nieuw elan voor geschiedenis

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent