Het beste uit twee werelden

Tekst Ton Klein
Gepubliceerd op 29-01-2018
Ton Klein - Niet veel eerder zag ik in mijn loopbaan als onderwijsonderzoeker de verschillen in typen onderwijsonderzoek zo duidelijk als tijdens twee internationale conferenties die ik onlangs bezocht.

De ene was de EAPRIL-conferentie in Finland en de ander een bijeenkomst van de OECD en IES (Amerikaanse NRO) over kansenongelijkheid in Washington DC.

In Finland stond het praktijk(gerichte) onderzoek centraal. Vaak gaat het hier om kleine, beschrijvende studies die sterk gericht zijn op verbetering van de onderwijspraktijk. Zelf was ik voorzitter van een symposium over de ’Werkplaatsen onderwijsonderzoek’. Werkplaatsen zijn samenwerkingverbanden tussen scholen en instellingen voor hoger onderwijs, waarin leerkrachten en onderzoekers samenwerken aan een onderzoeksvraag die uit de onderwijspraktijk komt. In dit symposium kwamen  naast de onderzoekers ook de bestuurders en leerkrachten aan het woord.

Daarnaast bezochten we een school om te ontdekken wat nu het geheim is van het succes van het Finse onderwijs. Helaas ben ik daar nog niet achter. Wel heb ik gezien dat Finland nog relatief jong is: dit jaar vieren ze hun honderdjarige  onafhankelijkheid en de Finnen zijn hier enorm trots op. Dat zie je enerzijds terug in de energie die ze in hun onderwijs stoppen (zowel leraren als leerlingen), maar ook in de Finse folklore waar veel aandacht voor was tijdens deze conferentie: volksdansen, klederdracht en diverse liederen.

In Washington waren onderzoekers en beleidsmakers uit zestien verschillende landen aanwezig (van VS tot Mexico, van Israël tot Japan) waarbij met name onderwijseconomisch onderzoek centraal stond: veel randomized-control experimenten, het liefst double-blind en met grote aantallen. Zo werd met trots verteld over een onderzoek uit de VS dat dit voorjaar gaat starten. Duizend alleenstaande moeders krijgen gedurende vier jaar een maandelijkse toelage. De ene groep 20 en de andere groep 330 dollar per maand. De moeders weten niet van elkaar hoeveel ze krijgen en ook voor  de onderzoekers  is dit onbekend. Het experiment moet antwoord geven op de vraag wat deze extra financiële middelen voor effect hebben op onder meer de cognitieve, emotionele en hersenontwikkeling van kinderen.

Ik vraag me af of dit iets zinvols gaat opleveren. Wat gaan die moeders met dat geld doen? En welke andere externe factoren spelen hierin een rol, zoals sociale netwerken rondom de alleenstaande moeders? Om dit beter te begrijpen raad ik iedereen het boek Hillbilly Elegy aan, waarin J.D. Vance beschrijft hoe hij zich uit het witte Amerikaanse achterstandsmilieu (Hillbilly) ontworstelt. Dit komt vooral door de grootouders, die hem hebben opgevoed omdat zijn moeder hier niet toe in staat was. Zij was verslaafd aan drugs en viel vaak voor verkeerde mannen met losse handjes. Volgens mij ga je in zo’n grote studie niet zien wat de werkzame mechanismen zijn om kansengelijkheid te bevorderen.

We besloten de conferentie met het opstellen van een gezamenlijke onderzoeksagenda, waarin gelukkig ook ruimte was voor meer beschrijvend en correlationeel onderzoek. Overigens zonder  volksdansen en –liederen, zoals in Finland, maar wel met  een grote Amerikaanse vlag achter het spreekgestoelte.

Een belangrijk punt werd echter maar zijdelings genoemd in Washington: hoe gaan we ervoor zorgen dat zowel beleidsmakers als het onderwijsveld beter gebruik maken van beschikbare (wetenschappelijke) kennis. In de eerdergenoemde werkplaatsen onderwijsonderzoek staat de relatie tussen onderzoek en onderwijspraktijk centraal. Daarnaast zijn er ook andere initiatieven van het NRO zoals de Kennisrotonde. Naar mijn idee is hier nog veel winst te boeken: de Kennisrotonde zou ook een werkbaar mechanisme kunnen zijn voor beleidsambtenaren of internationaal furore kunnen maken. Bovendien hoorden we in Washington dat een grootschalig onderzoek van Stanford University heeft aangetoond dat scholen in Chicago redelijk succesvol zijn in het bestrijden van achterstanden door onder andere onderzoek en onderwijs intensief te laten samenwerken. Misschien dat wij van elkaar kunnen leren en zo het beste uit twee werelden met elkaar verenigen.

Ton Klein is onderzoeker en directielid bij Oberon Onderzoek en Advies in Utrecht.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent